Uit de Oorlog van 1914 – Een brief van 1 september 1914 uit Heist
Dr. Jos De Smet
De Duitse inval van augustus 1914 ligt nu reeds bijna 60 jaar terug. Sedertdien kenden wij in 1940 een tweede Duitse inval, die nu ook stilaan vergeten geraakt. Om de hierachter afgedrukte brief te begrijpen, volgt eerst een kort overzicht van wat er gedurende de Duitse inval van 1914 gebeurde, vooral in West-Vlaanderen.
Ten gevolge van de moord door Serbische studenten in Serajevo op 28 juni 1914 bedreven op de Oostenrijkse troonopvolger Aartshertog Frens-Ferdinand, ontstond een gevaarlijke spanning in Europa, die begin augustus uitliep op een algemene oorlog. De tegenstanders waren enerzijds Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, en anderzijds Frankrijk, Rusland en Engeland.
Alhoewel ons land in 1839 neutraal was verklaard onder de waarborg van de vijf grote Europese Mogendheden, zond Duitsland op 5 augustus 1914 een ultimatum aan België, waarbij het de vrije doortocht vroeg van zijn legers om in Frankrijk binnen te vallen. Dit werd geweigerd. Het Duitse leger viel in België binnen op 4 augustus. Luik werd het eerst aangevallen, maar zijn forten hielden stand tot 17 augustus. Het Belgisch leger had post gevat op de Gete, vanwaar het op 1 augustus teruggetrokken werd rond de vesting Antwerpen.
Vier Duitse legers trokken door België naar Frankrijk. Het meest westelijke ervan, onder generaal von Kluck, trok op naar Rijsel en bezette op 20 aug. de stad Brussel. Tegenover Antwerpen werd een Duits legerkorps gestationeerd.
Antwerpen werd belegerd van 28 sept, tot 9 okt., maar het Belgisch leger had zich over Gent teruggetrokken op de IJzer, waar hevig gestreden werd van 18 tot 30 oktober. Hier kon de Duitse opmars opgehouden worden dank zij het onderwaterzetten van de IJzerstreek. Geheel de Belgische kust, tussen Lombartsijde en de Nederlandse grens viel op 15 en 16 oktober 1914 zonder strijd in Duits bezit.
De Weerslag in West-Vlaanderen
Onder druk van de internationale spanning riep België op 3 augustus 1914 drie klassen onder de wapens, weldra gevolgd door de oproeping van tien verdere klassen. De meeste soldaten vertrokken in de overtuiging dat zij slechts de grens zouden moeten bezetten.
De talrijke Duitse badgasten, die regelmatig de zomermaanden kwamen doorbrengen op onze kust, vertrokken zo snel mogelijk naar hun land, gevolgd door de andere zomergasten. Het badseizoen kende een onverwacht einde.
Op 3 augustus werden de troepen uit West-Vlaanderen naar de omgeving van Tienen overgebracht. Wanneer alhier het nieuws van de Duitse inval bekend werd, heerste er een grote opgewondenheid. De meeste Duitse eigendommen werden door het volk beschadigd. Er ontstond algemene spionnenkoorts. Veel onschuldige mensen werden toen mishandeld en vervolgd.
In de steden verving de burgerwacht het leger. Deze burgerwacht was een militair korps bestaande uit begoede burgers tussen 20 en 45 jaar, die geen militaire verplichtingen hadden. Zij moesten zelf hun uniform bekostigen en werden enkele zondagen in het jaar gedrild. Zij waren vooral bestemd voor het beschermen van de eigendommen en voor het beteugelen van onlusten verwekt door de arbeiders klasse. Alleen in de belangrijkste steden was de burgerwacht aktief ingericht. Op de buiten was zij niet aktief, maar de lijsten van de leden werden er regelmatig bijgehouden. Deze burgerwacht werd nu ook opgeroepen op de buiten, om de plaatselijke politie te versterken. Zij bezat noch uniformen noch wapens.
Iedereen moest zelf voor zijn wapen zorgen: een stok of een jachtgeweer. Als uniform droegen deze burger-wachten een blauwe lijnwaden kiel met een driekleurige armband.
In de eerste dagen van de oorlog verkeerden de mensen alhier in een gelukkige zegeroes en de zotste geruchten werden verteld over de Duitse: soldaten: zij konden niet schieten, zij waren bevreesd, leden honger en gaven zich over voor een stuk brood. Op 11 augustus werd verboden levensmiddelen op te stapelen, en werd er voor het eerst een maximumprijs vastgesteld. Hier enkele cijfers. Toen was onze frank nog een goudfrank. het meel 2 fr de honderd kilos, de bloem 30 fr, een kg. wit brood 32 centiemen, een kg. aardappelen 12 centiemen, een kg. boter 3 fr, inlandse kolen 30 de duizend kilos.
Wanneer men eindelijk begon te beseffen dat de Duitsers snel vooruitkwamen, ontstond een gevoel van algemene onzekerheid, dat zijn hoogtepunt bereikte nadat Brussel op 20 aug door de Duitse troepen was bezet. Het eerste Duitse leger, onder von Kluck, zwenkte nu af naar Rijsel, en kwam niet over de Schelde. Maar om gedekt te zijn tegen alle verrassingen uit West-Vlaanderen, werd op zijn flank het tweede Duitse kavaleriekorps geplaatst, dat talrijke patrouilles uitzond in onze provincie. Het Belgische leger beschikte alhier over geen troepen om deze patrouilles te verjagen. Op 21 aug. brak te Gent en te Brugge een paniek uit onder de plaatselijke militaire overheden, die overtuigd waren dat de Duitsers een wig dreven tussen het Belgisch leger te Antwerpen en de geallieerde legers in Frankrijk. Te Gent was het spoorwegverkeer stilgelegd en al de lokomotieven werden gezonden naar Oostende en Veurne, buiten het bereik van de vijand.
Te Brugge werd de burgerwacht ontbonden op 22 aug. en te Oostende dacht men er aan de staatsmaalboten naar Engelse havens te zenden.
Maar de grootste paniek brak uit onder de burgerbevolking in het zuiden en het midden van West-Vlaanderen op 24 augustus. Daar verspreidde zich als een lopend vuurtje het gerucht dat de Duitsers in aantocht waren en al de mannen van 18 tot 30 jaar meenamen, om als schild op te trekken vóór hun troepen. Overal sloegen de mannen op de vlucht en sleurden ook deze mede van de gemeenten waar zij voorbijliepen. De plaatselijke overheden waren radeloos. In de bossen en op de verafgelegen hofsteden krioelde het van jonge mannen. De moedigsten bleven wachten nevens hun fiets langs de grote wegen, om te vluchten bij het verschijnen van de eerste Duitsers. De paniek verspreide zich van Denderleeuw tot Gent en tot Izegem. ‘s Anderendaags was deze paniek gestild en keerden de mannen terug. Nadien werd veel gelachen en gespot met de grappige tonelen die zich overal hadden voorgedaan. Van toen af droeg de 24 augustus de naam van "Vliegende W-Vl. Maandag”.
In West-Vlaanderen had men gehoopt buiten het oorlogsgewoel te blijven, maar reeds op 22 aug. werden Duitse patrouilles gemeld te Dentergem, Aarsele, Aardooie, Koolskamp en Lichtervelde, waar zij de telefoon en telegraaflijnen vernielden en de wissels van de stations opbliezen. De 24ste aug. was een sterke troep Duitse ruiters gelegerd op Berg-op-Zoom te Torhout. Deze ruiters vertrokken in de nacht van 24 op 25 aug. naar Gistel en Oostende. Zij werden de volgende morgen opgewacht door een groep Belgische gendarmes aan de brug te Snaaskerke, die het vuur openden. De vijandelijke ruiters werden achteruit gedreven en keer den terug naar Torhout, Ze vertrokken vandaar naar het oosten, De Belgische troepen die tegen hen gezonden werden vanuit Brugge, kwamen te laat. Op 28 aug. waren al de Duitse patrouilles uit West-Vlaanderen verdwenen. De treinen Brugge-Kortrijk konden opnieuw lopen.
Na het gevecht aan de brug van Snaaskerke kruiste vanaf 27 aug. een Engels eskader op vóór de kust, en op aanvraag van de Engelse marine, werden langs geheel de kust de lichten die op zee uitgaven gedoofd. Wanneer enkele dagen later het Duits gevaar geweken was, vertrokken de Engelse schepen, evenals de 5000 Engelse soldaten die te Oostende waren geland op 27 augustus.
Een tweede paniek onder de mannen brak uit op 14 sept. en strekte zich veel verder uit, namelijk tot aan de toen nog bestaande Munkebossen tussen Wingene en Ruddervoorde. Op 25 september kwam de eerste zeppelin over onze streken en wierp bommen uit te Oostende. Van toen af moesten al de lichten gedoofd of afgeschermd worden vanaf 21.50 uur.
Het Belgisch leger vreesde afgesneden te worden van de geallieerde legers en het verliet Antwerpen, dat zwaar beschoten werd begin oktober, en dat op 9 oktober in Duitse handen viel. Ons leger zakte af naar de IJzer. Van 5 oktober af kwamen Belgischè troepen alhier afgezakt, en de 7de Engelse divisie, die op 6 en 8 oktober geland was te Zeebrugge om Antwerpen te helpen verdedigen, geraakte niet verder dan Gent en zakte af naar Roeselare en leper.
Ondertussen had men hier nog andere sporen van de oorlog gezien, namelijk de vluchtelingen. De uittocht van begoede mensen naar de kust was reeds begonnen vóór de inname van Brussel. Al de hotels werden bezet door deze vluchtelingen.
Maar na de Duitse baldadigheden tegen de burgerlijke bevolking o.m. te Aarschot op 19 aug., en vooral na de brand van Leuven op 25 aug., zakten immer grotere benden vluchtelingen af naar West-Vlaanderen. Zij werden een beetje overal ondergebracht. Wanneer de Duitsers naderden trokken deze vluchtelingen verder. Hun voorbeeld werkte aanstekelijk op de bevolking, waarvan velen op de vlucht sloegen. De toestand begon er ernstig uit te zien wanneer op 7 okt. alle verkeer met moto’s en fietsen voor de burgers verboden werd in de kuststreek, die zich uitstrekte ten noorden van de lijn Moerkerke, Oedelem, Brugge, Veurne. Hoe meer troepen uit Antwerpen langshier voorbijkwamen, hoe meer burgers op de vlucht sloegen.
Te Brugge begon de vlucht op grote schaal van 12 oktober af, in de richtingen van Oostende en van Sluis. In oktober 1914 hebben een zesduizend inwoners Brugge verlaten; meer dan tien procent van de bevolking. Ooggetuigen die deze vlucht hebben meegemaakt, herinneren zich nog hoe het stadje Sluis vol Belgische vluchtelingen liep, die overal ondergebracht werden, zelfs op de binnenschepen die zich op Nederlands gebied in veiligheid hadden gebracht. Al de muren stonden volgeschreven met krijt door de vluchtelingen. De ene lieten weten dat ze verderop reisden, andere vroegen inlichtingen over familieleden, En vóór de nu nog bestaande bakkerij Buysse in de Kapellestraat bleven talrijke mensen uren wachten totdat het brood uit de oven kwam.
Gent werd door de Duitsers bezet op 13 oktober, Brugge op 14 okt., Oostende op 15 okt, en de Oostkust op 16 oktober, het duurde tot 21 okt. vóór de eerste Duitse matrozen hier toekwamen, als voorlopers van het Marinekorps Flandern, dat gedurende vier jaar onze kust zou bezetten, en waarvan het gebied zich uitstrekte tussen de zee, de IJer en tot de volgende gemeenten inbegrepen: Maldegem, Middelburg, Moerkerke, Sijsele, Oedelem, Oostkamp, St.-Michiels, St.-Andries, Snellegem, Zerkegem, Westkerke, Gistel, Zevekote en Schoorbakke.
De strenge afsluiting van dit gebied gebeurde op 28 oktober. Niemand mocht aldaar zijn gemeente verlaten zonder Duitse reistoelating, De zeedijk en het strand mochten niet meer betreden worden door de burgerlijke bevolking en de huizen langs de zeedijk moesten ontruimd worden. Het gebruik van auto’s en fietsen door de burgers bleef verboden. Post, telegraaf en telefoon bleven afgeschaft, zodat de bevolking van alle verbinding met de buitenwereld afgesloten bleef, later werd langs de Nederlandse grens een draadversperring aangebracht geladen met elektrische stroom onder hoogspanning, om alle verbinding met Nederland onmogelijk te maken.
De Duitsers versterkten onze kust en richtten hier een vlootbasis op tegen Engeland. Zij moesten onze kust verlaten op 16-17 october 1918. Drie weken later, op 11 november, werd een wapenstilstand gesloten, waarbij de Duitse troepen geheel het Belgisch grondgebied ontruimden.
De Brief uit Heist
De hierna afgedrukte brief stamt van een 23-jarig meisje Helena uit Westrem bij Wetteren. In augustus 1914 was zij kamermeid in het "Hôtel du Lion d’Or” op de zeedijk te Heist. Vroeger was zij dienstmeid geweest te Gent, waar zij een soldaat van het 4de regiment lansiers (Arthur) had leren kennen, met wie zij hoopte te zullen trouwen. Deze was in 1914 soldaat, maar wegens ziekte, verbleef hij te Beveren-Waas.
Een van haar zusters, Cesarina, was gehuwd mer Remi en hield een herberg te Westremdries; een andere zuster was gehuwd met een bareelwachter van de spoorweg te Gentrode; een derde zuster, Elvira, diende als meid, waarschijnlijk te Gent, waar ze juist van dienst was veranderd. Ze had nog twee broers: Rene en Raymond. Haar ouders waren reeds overleden.
De brief is interessant om al de geruchten die einde augustus 1914 de ronde deden in het hotel te Heist, waar veel welgestelde vluchtelingen uit het binnenland een toevlucht hadden gezocht, vooral na de Duitse baldaligheden van rond 20 augustus. Omdat de Duitse legers immer verder oprukten en de onrust overal vermeerderde, heeft Helena op 3 of 4 september 1914 haar dienst te Heist verlaten om haar familieleden te vervoegen, waarvan ze veel scheen te houden. Ze had wat geld bijeengespaard om bij een van haar familieleden haar onderhoud te betalen indien haar verblijf aldaar wat langer zou uren.
Hôtel du Lion d’Or Centre de la Digue - Pension Restaurant à la carte - Propriétaire J. Denis Heyst s/m Heyst s/m, le 1/9/1914
Beminde Zuster en Allen,
Met deze laat ik hulder weten als dat ik Uwe kaart goed heb ontvangen, waar ik zeer content van was. Maar nu, het is met mij ook beter, het is noch niet gansch gedaan, maar afin, het ga toch om te werken. Nu van den oorlog! Hier is het triestig. Ook er zijn hier in de 50 menschen die gevlucht zijn van Leuven, Mechelen, Willebroek en noch andere streekten. Afin men zoo geen menut op houden van weenen als men de menschen dit hoort vertellen. Er zijn er hier die gansch hulder huis weg is van de boms, menschen die in brand gestoken waren. Van het mannevolk halen ze levend de oogen uit het hoofd, de kinderen steekens op de lans van boven, andere vrouwen die op de knijen vallen voor de duitsche met de handen samen gevouwen kapen ze de handen af en de beenen. Ook moet de lucht hier des avonds om 9 uren allen uit zijn, geen lucht ne meer of anders zijn ze gestraft. Ook zijn hier 2 lijken opgevist gisteren. Ah, de allende hier is de vreed. Alle menschen worden er ziek van.
Ja er zijn hier veele menschen die rijk waren maar nu ze zijn zoo arm als ik. Ook is er hier een meisje die boven helpt, haren man is dood, ze zit met een kindje van 12 weken en noch een van 8 jaar, maar die vrouw weet het noch niet dat hij dood is, maar in haar huis hebben ze het weest zeggen dat hij al 8 dagen dood is. De giedes (de twee ruitersregimenten van de Gidsen) en de kananiers die in Namur lagen allen dood zijn, 2 zijn er overgeschoten: een overheid (officier) en een anderen. Ge kunt denken en zoo veele er waren. O ik zoo wel nen heden dag kunnen schrijfen, maar heb den tijd niet. Ik denk niet dat ons René zal moeten binnen gaan zijn. Anders al Westrem zullen ze toch niet komen denk ik, want het is wat te zeggen. Weet te wat veele menschen doen langs die kanten: den beerputte haden ze leeg gemakt en al het bijzonderste in gezet en tans gevlucht, want anders vinden ze daar niets meer van. Op voorant werken is toch nooit niet slecht, en in den grond putten gedolven voor alles in te steken.
Ook moesten ze daar komen, ge moogt U niet weg steken en niet schoon spreken om U laten te leven, want tans schieten ze U seffens dood. Ge moet zeggen we liefer een duitsch zijt en dat ge wilt mede gaan vechten, tans laten ze U gerust, zeggen die vluchtelingen hier allen zulle. Cesarina, ik weet ook niet of het waar is. Hoe is het met ons Elvira? ze schrijft naar mij niet. Is zij nu in dit ander huis gegaan? En hoe is het met de kleintjes allen en met mijn Broeders? afin en met hulder allen. Heeft René ook geen werk? Ga Remond noch werken? Schrijft alles eens terug. Ziet hier van Arthur, die is noch altijd goed, hij is in Beveren-Waes. Hij heeft noch niet moeten vechten. Alle drie vier dagen schrijft hij. hij zegt dat het noch lang kan duren dien oorlog, maar dat het aardig doet. Er zijn al lanciers dood die bij hem lagen in Gent, die ik ook ken, en bijna al zijn overheden. ‘t Is nog goed dat hij in het hospitaal geweest heeft, anders was hij meschien ook al dood; maar nu met hij ziek geweest is moet hij met die andere niet mede gaan. hij zal nog moggen wachten meschien tot de laatste daar, om te vertrekken naar de grenzen. Dit is nu maar volgens hoe alles voort afloopt, afin hij is nu toch noch goed.
Cesarina, er zijn er zeker veel van Westrem ook, en krijgens ze nieuws waar ze zijn of hoe het is. Ja daar zijn zeker ook al wel dien dood zijn van Westrem? Weet Ge van niets? Nu ze denken dat de duitsche lang hier ook gaan komen, maar zoo gouw ik dit hoort, kom ik af. Ik kan mijne kost tans betalen als het te lang duurt, ik ben toch liefer bij hulder; als wij moeten sterfen, dat wij allen bij een zijn. Want het doet hier ook zoo aardig. Veel soldaten loopen hier de saseurs. 1 Ach ik ben er geen mensch van, dit is toch te vreet.
Nu ik zendt dit pakje af. Doet hoopen en bewaart het. Ge moogt alles wel bezigen van mij, die lakens en al, want kweste heb ik noch het geluk van te kunnen trouwen. Nu tot daar, daar is niets aan te doen. Wet is voor alle man triestig. Daar mede sluit ik en verwacht een antwoordt van hulder zoo gauw mogelijk. Geeft zoo een klein emertje aan Klaries, dander is voor Frans en Renéken.
Mijn hartelijke groeten en de hand van verre van Uwe zuster Helena.
Nota
- Chasseurs: dit waren Jagers te voet van de 4e Belgische Divisie, die op 22 augustus de vesting Namen hadden verlaten, vóór de Duitsers deze stad insloten. Over Frankrijk, de zeeweg en Zeebrugge waren de troepen van de 4e divisie, begin september naar België teruggekeerd.