Het leven en de werkzaamheden op de boerderij rond de jaren 1900
Karel van de Vijver 1
Een boerderij van 100 gemet had normaal 3 knechten: de grote knecht, de 2de knecht en de koeier. Ook was er een dienstmeid daar er normaal nog al kinderen waren.
Er moest alle weken gebakken worden; ook één of tweemaal moest er gekarnd worden; dan moest er voor de varkens regelmatig aardappelen gekookt worden in het fornuis. Er was daar veel werk aan, daar de aardappelen al eens vuil waren en dan moesten ze eerst gewassen worden. Ik zelf was er, als kind, als er gebakken werd, gaarne bij daar zij dan een ovenkoek bakten. Die aten wij dan warm, goed met boter en bruine suiker gesmeerd: heerlijk!
Ook waren er nog een paar arbeiders die ‘s zomers op het veld werkten en in de winter in de schuur moesten dorsen met de vlegel.
De knechten kwamen op 1 maart in dienst en ze waren per maand verhuurd voor f. 30 tot 40; de arbeiders per weer voor f. 10-. De grote of 1ste knecht moest om 3 uur opstaan, om 5 uur naar het land met de paarden, tot 9 uur; dan koffie drinken. Dan moesten de 2de knecht en de 3de knecht of koeier voor de paarden zorgen en ging de 1ste knecht gaan slapen.
Ze moesten dan schrooilingen malen met de schromolen: een lastig werk. Ook moesten zij schrooilingen maken voor de bedden: dat was dan tarwe stro in eindjes van 5 centimeter.
Werd het meimaand, dan ging men met de kar naar het veld om klavers te maaien.
's Middags moesten zij om halféén beginnen tot 5 uur, thuis koffie drinken, en weer paarden oppassen tot halfacht. Dan weer eten: gestoofde aardappelen met karnemelkpap; dan de rozenkrans bidden en naar bed.
In maart en april moesten de paarden veulen of kachtelen. Van af het eerste paard op de rekening kwam, moesten de knechten om beurt in de stal slaken, tot alle paarden geveulend waren. Dat kon wel eens een maand duren. Was er dan een paard geveulend, dan moesten de knechten met de baas in huis om een borrel of een kapper bier. Was het werk met de paarden op het veld klaar, dan moesten de knechten mee met de arbeiders naar het land gaan kappen in de vruchten, of vlas gaan wieden.
Het was wel gezellig op het land met een troep volk: er werd gezongen en gelachen en grappen verteld.
Eind juni begon men met de oogst: wintergerst snijden met de sikkel, later met de pik. De oogst duurde tot eind augustus: de paardebonen waren het laatst. De oogst werd per gemet afgedaan: f. 6- voor witte vruchten, f. 3- voor erwten.
In de maand augustus moest de mestbocht naar het land; dan moesten knechten en arbeiders gaan eten op de boerderij. Zo was het ook met de ambachtsmensen en de loondorsers.
In het najaar was het aardappelen steken voor 5 cent de roe, en beten à 7 cent. In de winter moesten de arbeiders in de schuur dorsen met de vlegel. Voor tarwe kregen zij 75 cent per zak, voor haver 40 cent.
In het voorjaar moesten de tronken of knotwilgen gekapt worden: dat was om de 6 jaar. Voor een mustert of takkenbos kregen zij 2 1/2 cent, voor een stake 1 cent, en voor een bonepers 1/2 cent.
De vrouwen van arbeiders en knechten gingen mee naar 't land, maar zij kregen maar 2/3 van het loon der mannen. Er waren nog geen laarzen voor de mannen: zij droegen binders rond hun benen. Dat waren lijnwaden blauw van kleur; later zijn het lederen getten geworden.
Er werd niet veel verdiend door werknemers en werkgevers op de buiten, maar zij waren misschien meer tevreden dan tegenwoordig. Ook de sociale voorzieningen waren niet goed.
In de jaren 1920 werd in het land van Kadzand gestaakt bij de boeren. Het volk kreeg toen fl. 1,75 per dag: het moest fl. 2- zijn. In 1971 vragen zij nu fl. 75- per dag.
Op het ogenblik lijkt een boerderij meer op een fabriek met de baas als alles-doende; want er zijn geen werknemers meer. Alles is gemekaniseerd.
Helaas, de gezelligheid is weg op de boerderij!
Nota
- De heer Karel van de Vijver heeft veel jaren de mooie boerderij “Maneschijn" op St-Anna-ter-Muiden uitgebaat. Nu is het zijn zoon. De prijzen die hij opgeeft zijn dus in Gulden uitgedrukt.