Bunkers te Knokke uit Wereldoorlog 1

Verschenen in SCHRAPNEL (vzw The Western Front Association, België), Jaargang 6

Deel 1

Alain Van Geeteruyen en Guido De Jongh

Onze streek beschikt over een linie van bunkers uit Wereldoorlog I, enig in Europa. Bovendien is deze linie praktisch intakt en, samen met een bron van eigentijdse documenten, geeft ze een mooi visueel beeld van de militaire bouwkunst en denkwijze van toen.

Als bunkerlinie is het een prototype, niet alleen op bouwkundig vlak (begin van het gewapend beton), maar ook op het vlak van het militair defensief denken (alle elementen van het Duits verdedigingsconcept zijn erin verwerkt). Als dusdanig is de linie zeker interessanter dan de andere militaire getuigen rondom haar in het terrein, zoals de oude Spaanse forten en de Cantelmolinie.

Hollandstellung

Duitse bronnen spreken van de Hollandstellung, Belgische van de Hollandlinie. Eind 1915 hielden de Duitsers er rekening mee dat de geallieerden eventueel een tweede front zouden openen door Nederland binnen te vallen in Zeeland en zo de Duitse troepen in Vlaanderen in de rug aan te vallen. Ook waren ze bang dat Antwerpen via de Schelde zou aangevallen worden.

Om die mogelijke plannen te dwarsbomen troffen ze een reeks maatregelen. Ze oefenden bijvoorbeeld druk uit op de Nederlandse regering om de monding van de Schelde te versterken en eventueel te verdedigen door het opstellen van een aantal bijkomende kustbatterijen.

In 1917 berichtte de Belgische inlichtingendienst dat de Duitsers begonnen waren een eigen bunkerlinie (Hollandlinie) op bezet Belgisch grondgebied aan te leggen.

Stukken van de sektor Knokke-Strobrugge dateren vermoedelijk wel van vroeger daar in één van de bunkers het opschrift “l6de RADF Compagnie I.M.R. 1916” (l6de rijwielcompagnie van het Eerste Marine Regiment) gegraveerd staat. Deze sektor vormde immers rechtstreeks de rechterflank van de kustverdediging door het eerste Marine Regiment.

Een deel van deze linie is heden ten dage nog intakt. De Hollandstellung begon in de duinen van het Zwin en volgde vervolgens min of meer de Nederlandse grens tot Strobrugge. Deze sektor vormde de flank van het Marinekorps Vlaanderen, terwijl de verdediging van de rest van de linie toevertrouwd was aan het Duitse landleger.

Veel geciteerde benamingen (Hazegrasfort, fort Sint-Donaas, Cantelmolinie, ...) verwijzen naar oude bolwerken of versterkingen en dus ook naar vroegere militaire operaties in de Zwinstreek. Een kort overzicht van deze geschiedenis is dus zeker niet misplaatst.

Tijdens de gehele duur van de Middeleeuwen wordt de streek gekenmerkt door twee fenomenen: het aanslibben van de slikken en schorren en het ontstaan van de Zwinmonding (als afwatering van de Reie), met onmiddellijk erop aansluitend de verzanding ervan. Een praktisch gevolg van beide fenomenen is het ontstaan, door indijking, van de polders.

De verzanding van het Zwin leidt dan weer tot de teloorgang van Brugge. In een latere fase ontstaat er een derde fenomeen: de vorming van (drie) duinenrijen langsheen de kust.

Zolang het Zwin de waterweg vormt tussen Brugge en de zee, beperkt het militair aspekt ervan zich tot de vrijwaring van de scheepvaart en de verdediging van de haven. De eerste grote slag in de Honderdjarige Oorlog (van 1339 tot 1453: tussen het Franse en het Engelse koningshuis met de koningskroon van Frankrijk als inzet) vindt plaats in de monding van het Zwin, waar in 1340 de Franse vloot vernietigd wordt door de Engelse vloot.

Het Zwin krijgt militair een voorname betekenis tijdens de Tachtigjarige Oorlog (van 1568 tot 1648): de godsdiensttroebelen en de afscheiding van de Noordelijke Nederlanden.

Vanaf 1580 heroveren de Spanjaarden, onder bevel van Farnese, stelselmatig de Zuidelijke Nederlanden. Terwijl Brugge zich in 1584 moet overgeven, slagen de Calvinisten erin Sluis te behouden, onder andere door het invoeren van inundaties. Als gevolg daarvan ontstaat het Lapscheurse Gat.

In 1587 dwingt Farnese Sluis toch tot overgave. Onmiddellijk daarop legt men verschansingen aan om de Zwinmonding beter te beschermen en Nederlandse landingspogingen te verhinderen.

Op de linkeroever bouwt men:

  • het Fort Sint-Joris op het Hazegras,
  • het (vooruitgeschoven) kleinere Fort Sint-Therezia,
  • het Fort Sint-Klara te Mude (nu St-Anna-ter-Muiden) en
  • een verschansing Boerenverdriet op de Graafjansdijk.

Op de rechteroever bouwt men het Fort Terhofstede.

In 1604 dwingt Maurits van Nassau op zijn beurt Sluis tot overgave, waardoor de Zwinmonding definitief door de Noordnederlanders geblokkeerd wordt.

Daarop bouwen de Spanjaarden in 1605 nieuwe forten:

  • het fort Sint-Frederik: beschermt de Zwarte Sluis,
  • het fort Sint-Job en
  • het fort Sint-Donaas: damt de Verse Vaart af.

Op het einde van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) bouwen beide oorlogvoerende partijen hun verdedigingslinies opnieuw uit. Voor de linkeroever van het Zwin wordt dit de bouw van de Linie van Fontaine (1622, Graaf van Fontaine):

  • het fort Isabella of Groot Fort, op het Hazegras,
  • met als voorpost, buiten de schone, het kleinere fort Sint-Therezia,
  • zeven redoutes, waaronder:
    • het fort Sint-Anna of Sterrefort
    • het fort Sint-Ambrosius
    • het fort Sint-Paulus 1.

In 1627 wordt de Linie van Fontaine doorgetrokken tot over de Blinkaartduinen om de Hazegrasschorren te beschermen en invallen van de Nederlanders via dit gebied te beletten. Op het einde ervan wordt het fort Sint-Paulus II gebouwd. Tussen dit fort en het fort Isabella wordt nog het fort Sint-Bernardus gebouwd (wegens zijn vorm later Papenmuts genoemd).

In 1632 laat Graaf Fontaine een gracht graven met aarden wallen, oostwaarts van de Vuile Vaart, als extra bescherming tegen aanvallen van de Nederlanders. Hij laat, om de tweehonderd meter, zeven vooruitspringende driehoeken uitgraven. In 1640 geeft Andrea de Cantelmo opdracht om deze gracht te verbreden en de linie te versterken. Daarom wordt deze verdedigingslinie vanaf 1643 de Cantelmolinie genoemd.

Van deze militaire bolwerken en verschansingen zijn restanten overgebleven.

Op Belgisch grondgebied zijn dit meestal terrein-elementen: grachten, kanalen, dijken, bermen, enz. Bij de uitbouw van de Hollandstellung hebben de Duitsers er dan ook gelijk van gemaakt.

Opgemerkt moet worden dat het steunpunt Wilhelm (oud Hazegrasfort) zich eerder situeert op de lokatie van het kleine fort Sint-Therezia dan op deze van het groot fort Isabella.

I. De verdedigers

1. De kuststreek

De verdediging van de kust gebeurde door het Marinekorps Flanders dat, voor een deel van zijn opdracht, afhing van het Armee Oberkommando 4 (4.A.O.K.). Dit 4de leger behoorde tot de Heeresgruppe Kronprinz Rupprecht von Bayern. Deze legergroep was verder samengesteld uit het 2de en het 6de leger en het hoofdkwartier bevond zich in Mons.

Het Marinekorps (gruppe Nord) bezette het gebied langs de kust en verder landinwaarts tot Schoorbakke (in het westen) en Hoeke (in het oosten). Een deel van zijn eenheden bezat dus bovenvermelde “land”-geleding, terwijl het korps verder zijn “marine”-articulatie behield, bestaande uit eenheden, belast met de eigenlijke kustverdediging vanaf Raversijde, en de flotieljes van torpedoboten en onderzeëers van de Belgische kust.

Het hoofdkwartier van het Marinekorps bevond zich in Brugge. Uniek was de dubbele commandostructuur: de “land”-subordinatie, bevolen vanuit het 4.A.O.K., en de marine-tak, bevolen vanuit de Admiralsstab.

Volgens een rapport van het Belgisch Hoofdkwartier was, op 31 oktober 1917, het Marinekorps Flandern samengesteld als volgt:

  • De Eerste Marine Divisie (1 Mar Div), die de sektor Grens-Raversijde verdedigde,
  • De Derde Marine Divisie (3 Mar Div), die het landfront voor Nieuwpoort verdedigde.

Gedurende de oorlog werden de ondergeschikte eenheden van een divisie regelmatig verplaatst of zelfs onder het commando van andere divisies herschikt zodat het moeilijk is om een juist overzicht te geven van de verschillende eenheden die ingezet waren aan de Hollandstellung.

De volgende opsomming betreft dan ook een “foto” van de situatie in het jaar 1918 (volgens gegevens van een Duitse stafkaart op 4 september 1918).

* de sektor Blankenberge-Grens-Hoeke werd verdedigd door de volgende eenheden:
  • Divisie echelon: 1 Mar. Div.
  • Brigade echelon: 1 Mar Brig: deze brigade stond in voor de verdediging van Hauptabschnitt “Ost” (Grens-Blankenberge) met als ondersektoren Abschnitt Knokke en Abschnitt Zeebrugge.
  • iedere Brigade was verder onderverdeeld in een Matrosen Regiment, een Artillerie Regiment en een Kust Bataljon; dit laatste bestond uit drie kompagnies machinegeweren.
  • de diepte van de sektor liep tot in Hoeke; in deze sektor lag het M.R. 1 (1 ste Matrozenregiment).
* troepen gelegerd langs de Grens:
  • een Compagnie Kustenwachtdienst (Batterij Bremen).
  • een Marine-rijwielcompagnie (mar Radf Komp, Hazegras).
  • een Compagnie in reserve in Hoeke.
  • een Compagnie in reserve in Den Hoorn (Moerkerke).
  • een Compagnie in reserve in Strobrugge.
* in Westkapelle lag er verder nog een Regiment Pionierpark en een Vorgesehenes Proviand Amt (Ausgabestelle).
* in het achtergebied van de zone Maldegem lag een Gruppen Pionierpark, een Gruppen Munitionslager en een Gruppen Proviand Amt.
Verdere gegevens betreffende troepenopstellingen vindt men in de Tatigkeitsberichten van het Marinekorps:
  • 14-21/11/1917: Die im Grenzschutz eingesetzte 7./M.R.3 wurde am 19/11/17 durch 8./ M.R.3 abbgelost.
  • 22-29/11/1917: Die im Nordlichen Teil des Grenzschutzes eingesetste Komp. des M.R.1 wurde durch 11./M.R.3 ersetst.
  • 21-27/03/1918: Im Grenzschutz hat Ablosung der 10./M.R.1 durch 2./M.R.2 Stattgefunden.
  • 27/06-3/07/1918: Den Wachtdienst an der Hollandischen Grenze ubernamen: für die 1./M.R.1 in Hazegras die 4./M.R.1 (Bisher Schutzennest), für die 9./M.R.1 in Hoeke die 10./M.R.2 (Bisher Den Haan).

2. Sektor Kust-Strobrugge

1. Bouwwijze

Bijna alle bunkers, gebouwd in deze sektor, waren uit beton. Sommige bunkers waren zelfs in een soort gewapend beton, alhoewel de stalen (of ijzeren) bevlechting van mindere kwaliteit was.

Een groot deel van de bunkers is in de dijken ingebouwd en de dijk vormt dan ook de Hauptkampflinie. De dijken waren dan ook voorzien van loopgrachten en allerhande versperringen. Er werd eveneens veel gebruik gemaakt van aarden versterkingen.

Veel van de bunkers hadden langs weerszijden van de beide ingangen een open machinegeweerstelling. Deze bestond uit een betonnen grondplaat, waarop centraal een muurtje van ongeveer 80 cm gegoten was. Langs weerszijden van dit muurtje stond een betonnen paaltje, met daarin een metalen pin. Deze pin diende voor het vastzetten van het machinegeweer. Deze laatste kon dus evengoed tegen land- als tegen luchtdoelen gebruikt worden.

In deze paragraaf zullen volgende bunkertypes in detail behandeld worden:

  • [01] FSD-1 Fort Sint-Donaas, Type 1
  • [02] FSD-2 Fort Sint-Donaas, Type 2
  • [03] FSD-3 Fort Sint-Donaas, Type 3
  • [04] HGF-1 Hazegrasfort, Type 1
  • [05] HGF-2 Hazegrasfort, Type 2
  • [06] NHP-1 Nieuwe Hazegraspolderdijk, Type 1
  • [07] NHP-2 Nieuwe Hazegraspolderdijk, Type 2

Overeenkomend met een beschrijving uit de inventaris van 1936 worden de volgende types teruggevonden:

  • [08] W-A
  • [09] W-B
  • [10] W-C
  • [11] W-E
  • [12] W-D
  • [13] W-E1
  • [14] W-M
  • [15] W-N
  • [16] W-P

Een aantal ontmoette bunkers behoren echter tot de inventaris van de provincie Oost-Vlaanderen (opgemerkt moet worden dat het Type W-E ook teruggevonden wordt in de Oost-Vlaamse beschrijving als bunkertype O-H):

  • [17] O-B
  • [18] O-G
  • [19] O-K
  • [20] O-L
  • [21] O-M
  • [22] O-P

De gedetailleerde beschrijving ervan volgt dan ook in de volgende paragraaf.

2. Types en plattegronden
a) Fort Sint-Donaas, Type 1 (FSD-1) [01]

- Dit type betreft een schuilplaats voor personeel, waarvan de beide ingangen zich aan de “vijand”-kant bevinden, vermoedelijk om snel de gevechtsstelling, voor de bunker gelegen, te kunnen bemannen.

  • aan de achterzijde is een nooduitgang.
  • vier exemplaren worden teruggevonden:
    • twee tussen het fort en de Nachtegaal (laatste stuk van de Cantelmolinie; ze staan bovenop het terrein en hebben elk één betonnen gevechtsstelling),
    • twee in het fort zelf (juist achter de eigenlijke gevechtslijn en beide zijn overdekt met aarde).

 

2014-11-20 221125Foto 4 -Type FSD-1 in steunpunt Dora.

b) Fort Sint-Donaas, Type 2 (FSD-2) [02]
  • dit bunkertype bezit één kamer en twee toegangen.
  • uit zijn struktuur en (meestal iets achteruitgelegen) lokatie kan afgeleid worden dat dit type waarschijnlijk als commandopost fungeerde.
  • de ingangen zijn beschermd door een brede schutmuur in beton. Deze muur wordt op zijn beurt ondersteund door stalen balken, verankerd in de muur zelf.
  • dit bunkertype wordt vijfmaal teruggevonden:
    • éénmaal in het steunpunt Wilhelm,
    • tweemaal naast het oud fort Hazegras (steunpunt Heinrich),
    • éénmaal in het steunpunt Hauptstrasse,
    • éénmaal in het fort Sint-Donaas zelf.

2014-11-20 221147Foto 5 -Type FSD-2 in steunpunt Dora.

c) Fort Sint-Donaas, Type 3 (FSD-3) [03]
  • dit type betreft een rechthoekige bunker, open aan de vriendkant.
  • dit bunkertype diende waarschijnlijk als extra onderkomen voor de verdedigers van de dijkloopgracht, in geval van vijandelijk artillerievuur.
  • binnen het fort bevinden zich drie exemplaren op één lijn, links en rechts geflankeerd door een type FSD-1.

2014-11-20 221203Foto 6 -Type FSD-3 in steunpunt Dora.

d) Hazegrasfort, Type 1 (HGF-1) [04]
  • dit type betreft een personeelsbunker.
  • de bunker bestaat uit twee kamers, één corridor en twee (haakse) toegangen.
  • van dit type worden twee exemplaren aangetroffen in het midden van het steunpunt Heinrich (oud fort Hazegras) ; ze zijn volledig met aarde ondergestopt.
  • bij één ervan is (later?) een uitbouw toegevoegd

2014-11-20 221220Figuur 2 -Plattegrond Bunkertype HGF-1.

e) Hazegrasfort, Type 2 (HGF-2) [05]
  • observatiebunkertje, komt slechts éénmaal voor.

2014-11-20 221234Foto 7 - Type HGF-2 in steunpunt Heinrich.

f) Nieuwe Hazegraspolderdijk, Type 1 (NHP-1) [061
  • personeelsbunker, bestaande uit één kamer, een corridor en twee toegangen.
  • de bunker ligt half ingegraven in de dijk.
  • in de muur, gericht naar de vriendkant, zijn drie schietgaten voorzien ; deze schietgaten bevinden zich zeer laag bij de grond.
  • de reden voor de «achterwaartsgerichte» verdediging moet waarschijnlijk gezocht worden in het feit dat het steunpunt Wilhelm, waarin ze liggen, geïsoleerd kon raken bij een aanval.
    twee exemplaren bestaan nog : foto 8 (de plantengroei verbergt de schietgaten) en foto 10 (de linkerdeur, later gedicht, blijft herkenbaar).

2014-11-20 221252Foto 8 -Type NHP-1 in steunpunt Wilhelm.

g) Nieuwe Hazegraspolderdijk, Type 2 (NHP-2) [07]
  • dit type betreft een kleine rechthoekige bunker, open aan de vriendkant.
  • het diende waarschijnlijk als bijkomende bescherming of munitie-opslag.
  • dit intervalbunkertje (foto9) komt nog veelvuldig voor: in het steunpunt Wilhelm vijfmaal; in het steunpunt Heinrich (oud Hazegrasfort) zelfs zesmaal.

2014-11-20 221306Foto 9 -Type NHP-2 in steunpunt Wilhelm.

2014-11-20 221321Foto 10 - Type NHP-1 in steunpunt Wilhelm.

2014-11-20 221351

Bunkers te Knokke uit Wereldoorlog I - Deel 1

Alain Van Geeteruyen en Guido De Jongh

Cnocke is Hier
2001
38
037-048
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:43:22