1919-1999
80ste Verjaardag van de Nationale Strijdersbond Afdeling Knokke
Geschiedkundige toespraak van Danny Lannoy, Schepen en Voorzitter van de heemkundige kring Cnoc is ier.
***********
Gemeentehuis Knokke, 8 mei 1999.
Wij schrijven: 1918
Reeds vier jaar lang is de IJzer het symbool van het verzet tegen de bezetter. Talrijke offensieven leiden naar het einde van de oorlog. De taalproblemen hebben aan het front hun hoogtepunt bereikt.
In augustus trekken de Duitse troepen zich terug tot aan het Ieperfront; de Frans-Britse legereenheden heroveren de Kemmelberg.
In september grijpt de bloedige slag van Houthulst plaats.
In oktober wordt het front op de lijn Tielt-Torhout heroverd en op de 17e worden Oostende en Brugge bevrijd.
Een offensief, met de Schelde als object, wordt gelanceerd en eist veel slachtoffers.
Terwijl de Duitse troepen Brussel ontvluchten wordt op 11 november 1918 de wapenstilstand ondertekend.
De Oorlog had een zware tol geëist, meer dan 50.000 Belgische slachtoffers. In 1914 waren 180.000 manschappen ingelijfd, het aantal zou oplopen tot 380.000. Daarvan sneuvelden 28.000 op “het veld van eer” en 14.000 officieren en soldaten stierven door ziekte of werden als vermist opgegeven. In de eerste maanden van de oorlog lieten 6.000 burgers het leven en 3.000 gedeporteerden kwamen nooit terug.......
Door gebrek aan brandstof en levensmiddelen was het sterftecijfer gestegen. Niet enkel mensenlevens vielen te betreuren, ook veel waardevolle gebouwen werden door bombardementen met de grond gelijkgemaakt en hele dorpen in de Westhoek waren van de kaart geveegd.
In 1919 kwam het sociale leven stilaan terug op gang. Volksconcerten, filmvoorstellingen, toneel en voetbalwedstrijden traden opnieuw op het voorplan.
De nieuwe regering voerde het algemeen enkelvoudig stemrecht in. Een Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen werd opgericht en de “Wet Vandervelde” legde de openbare dronkenschap aan banden.
Op 19 juli 1919 werd een wet gestemd om 4 augustus 1914, de dag van de Duitse inval in België, als nationale herdenkingsdag te nemen. In juli 1922 echter werd 4 augustus opgeheven en kwam 11 november als Dag van de Wapenstilstand in de plaats.
De jongens waren terug van het front. Niet allemaal echter! Zij die sneuvelden gedurende die vier onmenselijke jaren, zij die stierven door het verraderlijke gas, door ontbering en ziektes in de loopgrachten, moesten herdacht worden.
Kort na W.O.I werden in alle steden en gemeenten strijdersverenigingen opgericht. Iedere gemeenschap telde oorlogsslachtoffers, zowel burgers als militairen.
De overlevenden verenigden zich in maatschappijen om een nieuwe oorlog te voorkomen.
De Strijdersbond van Knokke zag het daglicht in 1919.
Eerste voorzitter werd: Frans Desmidt
Ondervoorzitter: Alfred Van Troyen
Secretaris: Frans Tavernier
Bestuursleden:
- Edmond Waeghe
- Maurice Segers
- Alfons Cattrysse
- Achiel Madou
De bond telde toen 246 leden.
Een van de eerste initiatieven van elke Strijdersbond was het oprichten van een oorlogsgedenkteken.
Honderden monumenten zouden worden opgericht, niet enkel in Vlaanderen maar in heel West-Europa, zowel bij vriend als bij vijand.
Het Ministerie en de Provincie bogen zich over de talrijke initiatieven. Alle aanvragen voor een eventuele subsidiëring dienden gecentraliseerd te worden bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
In oktober 1919 werd de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen ingeschakeld om bepaalde richtlijnen en een reglementering op te stellen. Van dan af was er een goedkeuring nodig van deze bevoegde instantie tot het oprichten van een monument.
De Minister van Kunsten en Wetenschappen schreef alle gemeenten aan, erop wijzend dat er te veel patriottische initiatieven werden genomen en het beter was te wachten tot de economie in het land beter werd. Financiële tussenkomst kon slechts bekomen worden mits het indienen van het ontwerp en bestek aan “Monumenten en Landschappen”. Veel subsidies werden er niet verleend....
Belangrijke feiten en historische gebeurtenissen moesten in herinnering worden gebracht. In die specifieke tijdsgeest werden oorlogsgedenktekens opgericht. Ze waren de getuigen van een bepaalde mentaliteit. De samenleving was zwaar getroffen. Het besef “waarom zovelen waren gesneuveld” en “waarom oorlogvoeren” werd in vraag gesteld door de burger.
Een nieuwe trend kwam tot uiting bij het ontwerpen van oorlogsmonumenten. Niet de officieren of legeraanvoerders werden op de voorgrond geplaatst, nee! het was de gewone simpele soldaat aan wie hulde werd gebracht en zò de drager en ziel werd van de symboliek rond W.O.I. De soldaat kon in allerhande houdingen worden uitgebeeld, treurend, dramatisch of triomfantelijk, gekwetst of levensloos. Soms werd de soldaat met een bijkomende figuur voorgesteld; dit kon de Christusfiguur zijn, Maria, een Engel of een troostende vrouw. De gesneuvelde soldaat werd ook vaak gesymboliseerd door een helm.
Charles D’hont fotografeerde de nieuwe gedenkzuil. Op de achtergrond de villa’s van de Helmweg, het Frans Klooster uit 1909 en het stadhuis, gebouwd in 1911.
Te Knokke werd het initiatief genomen door de pas opgerichte Strijdersbond. Beeldhouwer Godfried De Vreese kreeg opdracht een maquette te maken die op 1 september 1920 aan het publiek werd voorgesteld.
Het gemeentebestuur verleende haar goedkeuring voor de locatie, namelijk de zone tussen Lippenslaan en Piers de Ravenschootlaan met de dwarsing van de Koninklijke baan (Elisabetlaan).
De Strijdersbond deelde het gemeentebestuur mede dat van de voorziene 65.000 fr reeds 12.000 fr waren ingezameld. Knokke gaf een bijdrage van 30.000 fr. De provincie echter steunde het initiatief niet!
Wat de reden ook was, er werd afgezien van het voorgestelde ontwerp. In de loop van 1921 werd door het gemeentebestuur een openbare wedstrijd uitgeschreven voor Belgische kunstenaars. Begin juni werden zestien ontwerpen ingediend. De Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen had een voorkeur voor het ontwerp van Leon Stynen (1899-1990), architect uit Antwerpen. Guillaume Dumont stond in voor de bronzen beelden die werden gegoten bij de gieterij Juliers. De firma Rousseau uit Brugge voerde de werken uit.
De ontwerper van het monument te Knokke koos voor een kordate houding van niet één maar vier bronzen soldaten. Zij hebben geen ondersteunende functie maar zijn een eerbetoon. Ze staan in volle uitrusting met het geweer aan de voet, het hoofd afgewend.
De vierkante, geprofileerde sokkel in geometrische vlakken hebben Art-Deco versieringen. De hoge gedenkzuil versmalt naar boven toe en de steunmuren hebben onderaan gebogen zijden.
Op de voorzijde van de zuil staat “Aan onze helden”, op de achterzijde “A nos héros”, op de sokkel vooraan “Voor recht en vrijheid” en achteraan “Pour le droit et la liberté”. Rechts en links is het wapenschild van Knokke in brons aangebracht met de vermelding “1914-1918”.
Als Vlaamse gemeente werden de opschriften in twee landstalen aangebracht! Ondanks de taalwet van 1921, doet dit ons vermoeden dat de Franstalige invloed in de badstad “toen reeds” de bovenhand haalde!
Niettegenstaande burgemeester Lodewijk Deklerck van katholieke strekking was, werd op het monument geen kruis of religieus teken aangebracht. Heeft hier de invloed van de liberale schepenen, Marcel Van den Broucke en Frans Desmidt zich doen gelden? Deze laatste was immers voorzitter van de Strijdersbond. Een monument moet er zijn om alle slachtoffers te gedenken, wat ook hun geloofsovertuiging of levenshouding was. Daarom is het oorlogsgedenkteken van Knokke een van de meest indrukwekkende met een grote architecturale waarde. Het is eveneens een belangrijk element in ons cultuur-historisch patrimonium.
Na een kerkelijke plechtigheid in de H. Margarethakerk werd op 11 juni 1922 het Monument officieel onthuld. De delegatie begaf zich naar het Eeuwfeestplein (Burg. Frans Desmidtplein).
Arthur Lantsoght (1877-1933) gemeenteraadslid en uitbater van hotel Continental was voorzitter van het Comité ter oprichting van het Monument en droeg het over aan burgemeester Lodewijk De Klerck (1854-1940). Schepen Frans Desmidt hield de gelegenheidstoespraak en legeraalmoezenier Dumont zorgde voor een sermoen.
11 November 1932. Burgemeester Desmidt spreekt de grote menigte toe bij het herdenkingsmonument.
37. Knocke. Le Monument des Combattants. Gedenksteen der Oud-Strijders.
Een deel van de inkomgelden van de “Kaiser Wilhelm Batterie” werd aangewend om tussen te komen in de kosten van het monument. (De Batterij bleef toegankelijk voor het publiek tot in 1939. De restanten werden in 1952 opgeruimd. Het was gelegen ten zuiden van het Zegemeer, waar in 1975 het cultureel centrum Scharpoord werd gebouwd).
Na W.O. II zou een eigentijdse vormgeving bij het oprichten van monumenten de bovenhand halen. Veelal werd door het aanbrengen van een plakket “1940-1945” op het gedenkteken van W.O.I, deze als symbool gebruikt voor de beide wereldoorlogen. De belangstelling voor standbeelden en monumenten was ondertussen gedaald. Pas vele jaren na W.O. II werd echter opnieuw aandacht besteed aan bepaalde feiten uit die vreselijke periode. Voorbeelden zijn de herdenkingsstenen van de Canadese Bevrijdingsroute, de Hickmanbrug in Retranchement, de Canadese Monumenten in Biervliet, Moerkerke, Moerbrugge-Oostkamp en vele andere plaatsen.
Monumenten zijn het symbool van de Vrede. Met de steeds toenemende oorlogsconflicten in de wereld, nu zelfs ook in Europa, zijn de gedenkstenen nog van groter belang voor het besef en het behoud van de “Vrede en Vrijheid”.