Mensen maken de geschiedenis - DEEL 5

Victor Depaepe

Vervolg van: Mensen maken de geschiedenis (deel 4)

III. Gemeenteraadszitting van 16 september 1960.

hier volgt de originele tekst

Privilegie

55bis. Ordernoties.

DE HEER DEPAEPE. - Mijnheer de Burgemeester, ik ben hier terug met het privilegie van de Visserij. In verband met het probleem van het vissen in de Engelse territoriale wateren, waren wij op het punt gekomen dat het Koninklijk Huis van Engeland en ons Koninklijk Huis wederzijds hun minister van Buitenlandse Zaken hadden aangesteld om de zaak te onderzoeken. Tot nog toe staan wij even ver met de twee ministers die dit zouden onderzoeken. Ondertussen heb ik de vraag gesteld aan de stad Brugge om toch de proef te wagen en een schip naar Engeland te sturen met de fameuze geleibrief die van de stad zou moeten uitkomen. Er is geen kwestie van oorlog te voeren tegen Engeland, daarover gaat het niet. Maar ik weet heel goed uit betrouwbare bron hoe de zaken staan. Wij weten in de visserij dat het privilegie bestaat. Onze collega van de rechterzijde heeft daarover een prachtige studie gemaakt. Wij weten anderzijds ook nog een feit en dit is dat het Koninklijk Huis van Engeland eraan houdt de handtekening van zijn voorzaat te eerbiedigen ten koste van al de juridische gesprekken en discussies die zouden kunnen bestaan. Het feit is nu zo, dat deze twee ministers tot op heden voor de zaak nog niets hebben gedaan en nooit iets zullen doen. Zolang wij niet met een geleibrief naar Engeland varen, zullen wij nooit een uitgangspunt vinden om de zaak te beredderen.

‘t Is een vaststaand feit - iedereen mag eraan twijfelen - maar de toepassing van het privilegie is een fortuin voor de Zeebrugse vloot. Er wordt kritiek uitgeoefend door de Oostendse beroepsverenigingen die jaloers zijn omdat zij zoiets niet hebben. Zij zullen kritiseren en zullen zeggen - en zij zeggen het - dat dit gelijk staat met het leven in de middeleeuwse tijd. Dat is niet waar.

Ik weet veel meer. Ik weet dat, als wij doorwerken, Hare Majesteit de Koningin deze handtekening zal respecteren. Maar de daad moet van ons uitgaan. Zolang wij ze niet stellen, zal er niets gebeuren. Ik had gevraagd aan het stadsbestuur een geleibrief af te leveren.

Ik had gezegd: geef ons een geleibrief en wij gaan met een schip naar Engeland. Er werd geantwoord: “Zolang de studie van Mr. Traen niet gedaan is, moeten wij afwachten; daarna zullen wij beslissen”. Intussen zijn maanden verlopen en wij hebben nog geen beslissing.

Wij moeten ook tegenover onze Zeebrugse vissers, die er veel moed op hebben om daar te gaan vissen, eerlijk zijn. Wij moeten zeggen dat wij de zaak laten gaan, ofwel een geleibrief geven en gaan vechten om dit recht op te vorderen. Er is geen kwestie voor de Stad Brugge zich in een avontuur te wagen. Ik vraag aan het College om ten minste een beslissing te nemen, ja dan neen, in deze aangelegenheid.

Wij kunnen zeggen: ‘t is de moeite niet waard; of wij kunnen zeggen: wij vechten tot het eindresultaat. Het risico is niet zo groot.

Wij zouden eenvoudig de kosten hebben die maximum 20.030 F zouden bedragen. Dan zullen wij zien welke de houding zal zijn van Engeland. Er wordt zoveel geld uitgegeven voor andere zaken die minder belangrijk zijn. Waarom niet voor een vloot van 186 schepen, waarvan een honderdtal van een gunstige uitslag zouden profiteren.

Wij zouden vijftig schepen om beurt kunnen laten varen. De kwestie is deze: welke de houding van het Schepencollege in deze aangelegenheid zal zijn?

DE HEER BURGEMEESTER. Mijnheer Depaepe, wij hebben geantwoord op de brief die gij ons gestuurd hebt. Inderdaad, wij zijn nog niet vergevorderd. Gij hebt zelf gezegd dat gij de Stad niet in een avontuur wil jagen. Wij houden eraan geen avontuur te kennen.

U hebt ook gezegd: Ik weet dit en ik weet dat over HH.KK. Hoogheden van Engeland en België en over de Ministers van Buitenlandse zaken, enz... Aangezien U zoveel weet, stel ik U voor samen de toestand te bespreken. In alle geval moet rekening gehouden worden met het standpunt dat door het Ministerie van Buitenlandse Zaken ingenomen wordt.

Ik heb met veel aandacht de zeer interessante studie van Meester Traen gelezen en ik moet zeggen dat, naar mijn mening, wij zeer voorzichtig moeten zijn. U zegt dat wanneer de stad een geleibrief geeft, U iemand gevonden hebt die bereid is het risico te lopen. Ik meen dat de stad hier geen groot risico loopt, maar wel de eigenaar van het schip. Het schip kan gepraaid worden en de eigenaar zal een boete moeten betalen. ik geloof dat wij dit moeten vermijden.

Ik ben bereid deze zaak met U te onderzoeken.

Geen nabespreking.

IV. Gemeenteraadszitting van 17 november 1960

hier volgt de originele tekst

Privilegie

20bis. Ordemoties.

DE HEER DEPAEPE. - Mijnheer de Burgemeester wij hebben dus in het raam van de visserij de zaak van het vissen in de Engelse territoriale wateren. Wij hebben de akte ervan die vastgesteld werd en onze collega heeft een zeer intelligente en zeer interessante studie daarover gemaakt. Dat is allemaal heel goed en wel. Wat ik zou vragen: aangezien een Engels advocaat beweert dat wij in de Engelse territoriale wateren mogen vissen in het raam van deze akte van Karel II, dat wij dit zouden doen. Wij hebben de akte en wij hebben de zienswijze van de advocaat uit Schotland; wij zijn dus gefixeerd.

Ik wil vandaag geen oude koeien uit de gracht halen; alleenlijk zou ik willen vragen of wij, gemeenteraad van Brugge, zouden bereid zijn de volgende actie te doen. Ik zal de zaak nog eens formuleren:

Ten eerste, wij hebben de brief van de Koning die voor de zaak zal zorgen;

Ten tweede, wij hebben een brief gehad, althans ik, van de Koningin van Engeland, die ook voor de zaak wil zorgen;

en wij hebben dan nog het volgend feit: dat wij moeten een geleibrief krijgen van de Stad Brugge. Welnu, wij hebben alles in handen. Geef ons de kans om te gaan vissen in die wateren. Wij hebben een schip dat wil gaan. Wij weten wat zal gebeuren: er zal een boete van 40 pond worden toegepast; ten tweede, de netten zullen aangeslagen worden; ten derde, verder zullen twee rondsels en vijzels worden uitgehaald. Ik heb dit allemaal berekend: het zal 56.000 F kosten. Wij hebben een brief in handen. Ziehier wat geschreven werd:

“The British Broadcasting Corporation, London,”

2nd June 1960

“Dear Councillor,

“One of our newspapers today carries a story that you and your colleagues intend not only to fish off the shores of this country, but hope to be arrested by the admiralty’s “HMS Squirrel”, relying for immunity, I understand, on a charter granted to the fishermen of Bruges by King Charles I”.

Will you perhaps be kind enough to tell me if there is any truth in this story and, if there is, to comment on your intentions, quoting perhaps from the charte? Will you in this case give me permission too to quote from your letter on our radio programme?

I am in touch with the admiralty and hope, if an encounter between the “squirrel” and yourself should ever take piece, that we shall be able to report it with recordings. If you should be contemplating taking action during the next few days, I shell be most grateful if you will phone my office here to tell me so - either tomorrow (Friday) or after next Monday “

Yours sincerely,

s/Patrick Harvey

Producer-in-charge, South-East Regional Talks.”

Het gaat hier nu niet om propaganda, maar om een visserskwestie, een principekwestie, die hierin bestaat dat wij naar de Engelse territoriale wateren zouden varen met een schip voorzien van een minimum van materieel aan boord; dat wij de Engelse regering daarvan zouden verwittigen en haar zouden mededelen dat zij ons een proces mag aandoen. Wat vormt dat? Dat zal de basis vormen van een proces. En meer dan gelijk wie die met de zaak begaan is, durf ik zeggen dat wij kans hebben de zaak te winnen. ‘t Is een miljoenenzaak voor Zeebrugge voor deze 50 Zeebrugse schepen. Wij moeten van dat vertrekpunt voortgaan dat de Stad Brugge de geleibrief moet geven. En laat ons dan maar gaan vissen, al was het met een lijntje. Wij worden gepakt, goed; wij betalen 40 pond. Onze netten worden in beslag genomen, maar wij hebben dan een basis, een vertrekpunt, vermits een Engels advocaat beweert dat wij gelijk hebben. ‘t Is een miljoenenzaak, Mijnheer de Burgemeester. Geef ons toch de kans om het experiment te doen. Mislukt het, tot daar. Zo niet vraag ik U: wat zullen de vissers zeggen als gij die kans niet geeft ? In de keure staat wel heel uitdrukkelijk dat de Stad Brugge haar stempel moet geven.

Wat hebben wij nu bereikt ? Wij zijn zover gekomen dat wij met die geleibrief niet als piraten moeten gaan vissen, maar dat wij een schip kunnen zenden om in territoriale wateren te gaan vissen. Ik zal desnoods meegaan. Zeker, wij zullen gepakt worden, 40 pond moeten betalen, onze netten afgenomen worden; maar wij moeten de keure kunnen tonen. ‘t Is te zeggen, wij zullen de stempel van de Stad Brugge tonen en zeggen: Op deze basis komen wij hier vissen en niet als piraten.

Welnu, het besluit is hier: als wij niets doen, voor mij is het goed; maar voor de vissers van Zeebrugge, deze 800 vissers met hun 106 boten is het een miljoenenzaak. Als deze vissers wetende dat wij daarmee bezig zijn, vernemen dat de Stad Brugge absoluut niets wil doen, vraag ik mij af welk hun oordeel zal zijn tegenover het Stadsbestuur.

Ik steek het niet weg, Mijnheer de Burgemeester, er kan gelachen worden, er kan gezegd worden: ‘t Is een middeleeuwse zaak; maar als ik iets in mijn hoofd heb, zal ik het doorwerken tot het laatste.

DE HEER W0STYN. - Dat is een gevaarlijke brief, meen ik. ‘t Is spijtig dat wij de vertaling daarvan niet hebben.

DE HEER BURGEMEESTER. - Wij hebben dit geval reeds besproken in de schoot van de Gemeenteraad. Wij zullen deze zaak echter hernemen en de studie van onze achtbare collega Meester Traen herlezen. Ik zou graag in het bezit gesteld worden van al die documenten en een afschrift ontvangen van de brief van Z.M. de Koning en ook van H.M. de Koningin van Engeland. I should like to read the letter to Her Majesty the Queen.

DE HEER DECLERCK. - Wij verstaan dat niet.

DE HEER BURGEMEESTER. - Ik ben beleefd. Mijnheer Depaepe heeft in ‘t Engels gesproken en ik antwoord hem in ‘t Engels.

DE HEER DEPAEPE. Ik stel een concrete vraag aan de Gemeenteraad:

Ten eerste, is de Stad Brugge bereid om een geleibrief te geven? Want zonder geleibrief kunnen wij niets doen.

Ten tweede, ik heb de kosten hiervan berekend: het zal ongeveer 28.800 F kosten om die mensen naar daar te sturen. Welnu, heeft de Gemeenteraad van Brugge 28.000 F over om dit experiment ten uitvoer te brengen?

DE HEER BURGEMEESTER. - Wij zullen de bespreking hier eindigen, want U spreekt eerst over 56.000 F en nu over 28.800 F.

DE HEER DEPAEPE. - Ik zou de Gemeenteraad van Brugge concreet de vraag willen stellen.

DE HEER BURGEMEESTER. - Mijnheer Depaepe, de discussie is geëindigd.

Wij zullen doen hetgeen ik zoëven gezegd heb.

DE HEER DECLERCK. - Spijtig dat wij de vertaling daar niet van hebben.

DE HEER WOSTYN. - Gij zoudt ons toch moeten de vertaling bezorgen.

DE HEER BUPGEMEESTIR. - Wij zullen de vertaling bezorgen.

Geen andere ordemoties ?

Ik verklaar de openbare zitting voor geheven.

Nabespreking van de zitting van 7 november 1961

  1. Aangezien een Engels advocaat beweert dat wij in de Engelse territoriale wateren mogen vissen in het raam van deze akte van Karel II, dat wij dit zouden doen.. en wij hebben de zienswijze van de advocaat van Schotland.

Deze uitspraak van mij in de Gemeenteraadszitting is wat verward.

Daarom wil ik dit verduidelijken in deze nabespreking. Het is inderdaad zo dat ik voeling genomen heb met het beroemde advocatenbureau Theodard & Co in Londen. Zij hebben van naaldje tot draadje de inzage gehad van al mijn opsporingswerk in stilte van enkele jaren betreffende de Brugse Visserijprivilegies. Zij hadden na grondige studie van mijn dossier, op hun beurt ook een beroemd Schots Advocatenbureau geraadpleegd. Beide Advocatenbureaus waren het eens en stonden positief tegenover de zaak. Ik had met hen een akkoord afgesloten onder de formule: ”No cure, no pay”. Wat houdt deze formule in? Als de zaak van de Brugse privilegies verloren wordt, zijn al de gemaakte kosten ten laste van het advocatenbureau, maar als de zaak gewonnen wordt moet ik de erelonen betalen van alle advocaten die eraan medegewerkt hebben, vermeerderd met een forfaitair bedrag voor het Advocatenbureau zelf. “No cure, no pay” komt dus ongeveer overeen met: “Geen genezing is niet betalen”. Ik vind dit een prachtige overeenkomst. Het Advocatenbureau moet toch wel overtuigd zijn geweest van te winnen.

Terloops gezegd heeft het Advocatenbureau Theodard & Co het proces gevoerd van Minister Profumo en Miss Keeler en het was Dr. Gombos die ingeschakeld werd. Ik heb Dr. Gombos (advocaat) zeer dikwijls ontmoet. Zowel in de zomer als in de winter droeg Dr. Gombos alle dagen een verse roze anjer op zijn vest.

Lees verder: Mensen maken de geschiedenis (deel 6)

Nadruk verboden

Mensen maken de geschiedenis (deel 5)

Victor Depaepe

Heyst Leeft
1988
04
002-007
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:44:32