Dudzeelse herbergen - Deel 1-1

Naar de teksten van wijlen Pol Danneels

De Heemkundige kring kwam in het bezit van een waardevolle verzameling teksten van ons overleden lid Leopold Danneels uit Dudzele. Wij vroegen zijn zoon Karel de toelating om deze in ons blad te publiceren, wat hij ons graag toestond. We lieten ze zoveel mogelijk ongerept, alleen pasten we hier en daar de spelling wat aan. Eigenlijk geven deze teksten niet alleen de geschiedenis van de herbergen, maar tegelijk een mooi inzicht in de levenswijze van de vroegere Dudzelenaars. We beginnen een eerste gedeelte met de herbergen die op de Markt gelegen waren. De illustraties komen uit “Dudzele in oude prentkaarten” van Johan Ballegeer en Pol Danneels.

Redactie: Johan Ballegeer.

I. De herbergen op de Markt

1. De Drie Zwanen (1567 tot heden)

Functie:           Oud gemeentehuis en afspanning -pension restaurant-bar

Uitbaters:      

  • Michaelis van Zandweghe, 1756
  • Livinus van Zandweghe, 1796
  • Anselmus Bulcke, 1814
  • Dionicius Denys, 1839
  • Phillipus van Zandweghe, 1841
  • Sebastiaan Rotsaert, 1851
  • Franciscus Maenhoudt, 1876
  • Gregorius Devulder 1889
  • Firmin Wintein, 1921
  • Serge Vandenberghe & Ludwina Henico, 1966

Beschikt over:            zaal voor feesten, draaiorgel, orkest, biljart, golfbiljart, jukebox, flipperbak.

Geschiedenis:             “De Drie Zwanen” is samen met het gasthof “Sint Joris” het oudst bekende en nog bestaande drankhuis op de Dorpsplaats te Dudzele. De herberg staat reeds vermeld op een plattegrond van het dorp uit het jaar 1567. Het zou ook een tijdje “St.-Jozef” geheten hebben. In 1567 was het pand eigendom van Michael van Zandweghe, zoon van Guilhelmus uit de toen bekende Dudzeelse kostersfamilie. Ook de zoon en de kleinzoon van Michael stonden jarenlang achter de dis.

In 1814 was het de beurt aan Anselmus Bulcke die opgevolgd werd door Dionicius Denys. Op 22 april 1838 speelde er zich een drama af. Hier volgt het letterlijk verslag opgemaakt door de toenmalige schepen van politie: “Te 11.30 ‘s nachts heeft Dionicius Denys, herbergier van De Drie Zwanen, zichzelf van het leven gebracht, het hoofd doorschoten met een pistool, die wij in beslag genomen hebben.” Dit rapport was getekend door Jacobus Monballiu, schepen van politie en door de secretaris Edward Jacqué. Op 9 oktober 1839, bijna anderhalf jaar later, kwam op het gemeentehuis een bericht van de gerechtelijke instanties te Brugge, nopens de doodsoorzaak : La mort est attribuée â la boisson.

Na de dood van Denys is de zaak verder gezet door Sebastiaan Rotsaert, daarna door Frans Maenhoudt tot in 1889 Gregor Devulder aan de beurt kwam. De familie Devulder - Wentein heeft meer dan 75 jaar de zaak draaiend gehouden. Ze hebben om het in bijbelse termen te zeggen: de hongerigen gespijsd en de dorstigen gelaafd. Dit laatste soms ten overvloede. De verbruikszaal is getuige geweest van allerlei festiviteiten, zoals toneel-en zangavonden, trouw- en rouwmalen, piano-, viool-en pistonmuziek, trek- en draaiorgels als er kermis was. Ook gingen hier vele jaren biljartprijskampen door.

De huidige uitbaters Serge en Ludwina Vandenberghe-Henico kochten in 1966 De Drie Zwanen en staken de zaak in een nieuw kleedje. Het werd een pension-restaurant-bar, waar toekomst inzit.

2. In De Vier Gekroonden

Uitbaters:        

  • August Danneels-Camiel & Eulalie Dupon, herbergier en slager, 1890-1900
  • Camiel Pintelon & Louise Huys, landbouwer-herbergier, 1900 -1904.
  • Onder de naam “In ‘t Oud Haantje” August Debree & Pelagie Driessens,
  • kleingebruiker en tapper, 1904-1 934 (huis aangekocht in 1912)
  • Edmond Willems & Madeleine Debree, timmerman 1934-1964
  • Antoon Gobeyn & Anna Willems, mecanicien.

Beschikt over: Overdekte bolbaan 1928-1932; kermis draaiorgel 1905-1934; biljart 1966-1975; kaartersclub “De Lustige Kaarters”.

Geschiedenis: Ook al een heel oude herberg met een aangebouwde zaal aan de Dorpsplaats. Voor de verbouwing in 1935 was het een één laags huis in de stijl van de tijd. Er was een kelder en een voutekamer, waarop voor 1900 de slagerij van August Danneels was. Volgens Elisa Debel heette de herberg toen nog “De Vier Gekroonden”. Men kwam er binnen via een portaal met een deur met kleine ruitjes. Hier woonde Camiel Pintelon van 1900 tot 1904.

In de achterliggende zaal lag de bolbaan van de boldermaatschappij “De Boudewijnvrienden” die de leuze “Eendracht maakt macht” voerde. De bolbaan lag er tot aan de verbouwing in 1935. Ter gelegenheid van de kermis speelde er een Mortierdraaiorgel van Dries Vermeersch. Dit orgel was nog handbediend. Vanaf de zaterdagavond zweeg het orgel niet meer. De boldermaatschappij de “Boudewijnvrienden” gesticht in 1893 bij Louis Lefief zou pas in 1928 naar hier verhuizen. In 1931 zag het bestuur aldus uit: Octaaf Schram, hoofdman; Frans Gryson, stadhouder; meester Karel Bogaert, 1ste griffier; Louis Cadron, 2de griffier; Arthur van Zandweghe, 1ste deken; Henri Monteyne, 2de deken; Karel Danneels, 1ste zorger; Emiel de Vlaemynck, 2de zorger; Leon Vandamme, 3de zorger. August Achtergaele (Galletje), medestichter is tot 1933 bollenraper geweest, om dan afgelost te worden door Alfons Casier die het deed tot 1939.

Ook de mensen die vanaf 18 maart 1890 met de stoomtram en vanaf 19 juli 1930 met de elektrische tram naar Brugge of naar Knokke reisden, gingen meestal binnen om hun wachttijd wat in te korten of om zich te verwarmen. In die goeie oude tijd was men daarom niet verplicht iets te drinken. Pilletje Nane was een ingoed mensje en vond dit heel normaal.

Bij de verbouwing in 1934 1935 werd de zaal omgebouwd tot stalling, zodat de bolling van dan af op een nieuwe baan werden gehouden. Het draaiorgel had echter afgedaan. De vernieuwde verbruikszaal trok veel klanten en “De Lustige Kaarters” en de mannen van het groene laken voelden zich er best thuis. Over die zondagvoormiddag kaarters zou een lang verhaal kunnen geschreven worden, maar dat gaat hier echt niet. Alleen dit even: het was een luidruchtig gedoe, waar niet altijd van de properste krachttermen werden gebruikt. Zeker met de spelers die de kaarten van hun tegenspelers haast zo goed kenden als hun eigen kaarten. Er werd daar gezeurd (vals gespeeld) tegen klippen en bergen tot groot vermaak van de omstanders. Het was een kraaknette herberg waarvan de uitbaters hun vak goed kenden.

In 1975 heeft men “t Oud Haantje” gesloten. De uitbatende families hadden ruim zeventig jaar bedrijvigheid achter de rug.

3. Brugge Zeehaven (1897 1947)

Uitbaters:       

  • Theodoor Cornille & Sylvie D’Heye, schoen-en gareelmaker, 1897-1930
  • Karel Cornille & Marie-Louise Naudts, schoenmaker

Beschikt over: kermismuziek; piano en sax-alto, biljart

Geschiedenis: Theodoor Cornille kocht in 1896 op de toenmalige Markt een stuk grond en liet er meteen een huis op bouwen. Men was toen juist begonnen met het graven van het Boudewijnkanaal en daardoor geïnspireerd noemde hij zijn herberg “Brugge Zeehaven.”

Dit was zeker geen slecht idee om de vaartwerkers aan te trekken, temeer daar Theodoor schoenlapper was en de schoenen van die mannen als eens gelapt moesten worden. Zijn zoon Karel die in 1929 in het bootje stapte met Marie-Louise Naudts en de stiel van zijn vader uitstekend had aangeleerd, zette op zijn beurt het kleine familiebedrijf en het uitbaten van de herberg verder tot in 1947 het uithangbord voor goed verdween.

Ook hier werd er enkele jaren muziek gemaakt tijdens de kermisdagen met een piano (Renilde Cornille) en een sax-alto (Karel). Karel was tevens secretaris van de burgerlijke stand van 1930 tot 1971. Hij was een fervent liefhebber en beoefenaar van doek- en paneel schilderen.

N.v.ds.: Te Lissewege was tijdens het interbellum ene Edmond Cornille schoenmaker en herbergier. Zijn dochter Alice trouwde met aannemer oorlogsburgemeester Amedée Boi.

4. Estaminet Bij Constant Braems, voor 1900-1911

Uitbaters: Constant Braems, & Louise Gielen, voerman

Geschiedenis: Vanaf deze herberg met een inrijpoort op de Dorpsplaats reed Constant vanaf de eeuwwisseling met paard en voermanwagen elke dinsdag, donderdag en zaterdag naar Brugge. Hij vertrok rond elf uur van huis en had als stalplaats de “Jambon” in de Spanjaardstraat. Zijn lading bestond hoofdzakelijk uit allerlei waren om de vele kruidenierswinkels in Dudzele te bevoorraden.

Constant had zoals zovelen in zijn tijd een bijnaam. De mensen in het dorp noemden hem “De Nachtlampe”, omdat hij steeds met een brandende lantaarn aan zijn wagen in de duisternis thuiskwam. In 1911 is Constant van het Dorpsplein naar de Dammesteenweg verhuisd, vlak naast de jongensschool. De herberg werd gesloten. Alfons Vermeulen kocht het huis en verkocht het daarna aan Valentin van Audenaerde, die er in 1919 op zijn renten kwam wonen.

5. Estaminet, voor 1900-1919

Uitbaters:         Honoré Blomme, landwerker & Marie Dusoir

Beschikte over: snoepwinkeltje, klein draaiorgel tgv de kermis

Geschiedenis: Volgens de kiezerslijst van 1909 woonden Honoré en Marie al voor 1901 op de Markt, juist naast Constant Braem (cfr. supra). Niemand van deze grote familie kan zich de naam van de herberg nog herinneren. Volgens de oudste Dudzelenaars speelde ook hier ter gelegenheid van de kermis een klein draaiorgel en stond er op schone zondagen een snoepkraampje voor de deur waar Marie haar smoutebollen, muilentrekkers, caliche (zoethout) drop en ander zuur en zoet aan het jonge volkje verkocht voor enkele centimes. In 1919 zou ook dit huis, samen met dat van de buurman, door Valentin. van Audenaerde aangekocht zijn om op zijn goed te leven.

6. In Het Witte Paard, 1905-1918

Uitbaters: Jozef Gunst (Seven Pijens) & Amelie Defoort

Beschikte over: een klein draaiorgel

Geschiedenis: Deze herberg op de Dorpsplaats, waarover weinig gegevens over bekend zijn, stond waar nu de garage en het huis van Jules Vereecke van Audenaerde gelegen zijn en waar ook Jerome de Keyser gewoond heeft. Jozef Braet heeft hier negen jaar van 1896 tot 1905 als uurwerkmaker “Den Anker” open gehouden. Nadien is hij met “pak en zak” zoals men toen zei naar ‘t begin van de Dorpsstraat verhuisd, waar hij in een veel groter huis zijn beroep verder uitoefende.

Daarna was het Jozef Gunst die het kleine stamineetje betrok. Hij was uit Lissewege overgewaaid met vrouw, zoon en drie dochters. “Het Witte Paard” opende in 1905 zijn deuren voor Jan Publiek. Met de kermis zorgde ook hier een klein draaiorgel voor de nodige ambiance.

Volgens het boek der uitwijkelingen zijn de kinderen de één na de ander naar andere contreien vertrokken, o.a. Schaarbeek en Etterbeek. Seven Pijens zoals men het ventje in de volksmond noemde, is op 15 februari 1918 dus nog tijdens de oorlog naar zijn geboortedorp Lissewege teruggekeerd. Juist na de oorlog zou er nog tijdelijk iemand gewoond hebben die zijn herberg noemde “In de Schulle, verkoopt men vuile”.

7. De Nieuwe Smisse - Sportwereld, sedert 1900

Uitbaters:

  • August De Bree & Pelagie Driessens (In ‘t Oud Haantje tot 1904)
  • Alfons Maenhoudt & Louise van Middelem, 1904-1934 : smid, landbouw machines, winkel van ijzerwaren, stoven en naaimachines
  • Cyriel de Coster & Madeleine de Bree, 1939 1957 : brouwer, veranderde de naam in Sportwereld
  • Gerard Sneyaert, 1957-1960
  • Daniel Dejonghe, 1960-1966
  • Paul Desmedt, 1974-1977
  • Eddy Cardon & Rita Schouteere, 1 april 1977

Geschiedenis: Voor Alfons Maenhoudt hier in 1904 dit huis op de Dorpsplaats liet bouwen, woonde in het oud huis August de Bree. Voorheen was de naam “In ‘t Oud Haantje”. In dit jaar zijn Gustje en Pilletje naar het huis op de hoek van het dorpsplein gaan wonen en het uithangbord werd mee verhuisd. Naast herbergier of tapper, zoals dit in de oude kiezerslijsten werd omschreven, was Alfons smid van beroep en bij het opkomen van de landbouw- en dorsmachines was hij de eerste in Dudzele die zich daarvoor interesseerde. De eerste dorsmachines die van de ene naar de andere plaats reden om de oogst te dorsen werden aangedreven door een motor met waterkoeling. Deze machines stonden op een metalen onderstel. Zelfs de wielen waren in ijzer. Bovenaan vond men het waterkoelingssysteem met een zeef in de vorm van een dak. De dorsmachine en de motor, een locomobiel of “duvel” stonden een achttal meter van elkaar verwijderd en waren verbonden met een brede drijfriem. Smid Alfons heeft in de dertiger jaren heel wat van deze machines aan de man gebracht. Volgens zijn dochter Blanche was hij ook de eerste in de streek die een stroperser heeft vervaardigd. Er was ook een winkel van land- en tuinbouwgereedschap, ijzerwaren, kachels en zelfs naaimachines.

In 1939 zijn Alfons en zijn vrouw naar Brugge gaan wonen. In hun plaats kwamen Cyriel de Coster en Madeleine de Bree. Zij veranderden de naam in “Sportwereld”. Het duivenlokaal werd er gevestigd en de liefhebbers van biljarten vonden hun gading bij Cyriel, die zelf een uitstekend speler was. In 1957 verhuisde Cyriel terug naar het ouderlijk huis. Nadien zijn er nog verscheidene uitbaters geweest.

8. De Graaf Van Vlaanderen, 1885-1957

Uitbaters:

  • Leopold Wentein & Leonie Maenhoudt, 1885 1902, landbouwer en tapper
  • Octaaf de Coster & Eugenie Maenhoudt, 1902 1931, bakker en herbergier
  • Cyriel de Coster & Madeleine de Bree, 1931 1939, brouwer, bakker
  • André Keirsebilck & Laura Wentein, 1939— 1957, bakker, herbergier
  • Michel de Coster-Slabbinck, bakker, drankverkoper

Beschikte over: Duivenlokaal van de “Noorderbond”, biljart, winkel en bakkerij

Geschiedenis: Pol Wentein en zijn familie zijn in 1902 uit “De Graaf van Vlaanderen” verhuisd naar de Westkapellesteenweg, recht tegenover de gedenkkapel, waar ze op een klein boerderijtje een nieuw bestaan begonnen. Bakker Octaaf de Coster heeft zich hier toen gevestigd als herbergier. Links had men toen de winkel van brood en kruidenierswaren. Bakker de Coster was een gekend figuur op de parochie en de zaak die op de schoonste plaats van het dorp stond floreerde bijzonder goed, want in die tijd bestonden nog geen warenhuizen en discounts. In 1931 werd de zaak overgenomen door zoon Cyriel, die in dat jaar trouwde met Madeleine de Bree.

Het duivenlokaal “De Noorderbond” was in goede handen met kampioen duivenliefhebber Cyriel, die tegelijk een uitstekend biljarter was.

Ook de gemeentepolitiek liet hem niet onberoerd. In 1939 verhuisde hij naar café Sportwereld en zijn bakkersknecht André Keirsebilck, gehuwd met Laura Wentein werd van toen af de nieuwe uitbaatster en bleef dit tot 1957. In dit jaar kocht zij de bakkerij van Henri Monteyne en stichtte daar een bloeiende zaak: een winkel en bakkerij met naam. Cyriel de Coster ging tenslotte terug naar het huis van zijn vader, maar “De Graaf van Vlaanderen” werd gesloten.

9. ‘t Nieuw Handbogenhof 1888 1972

Uitbaters:        

  • Pieter Dauw & Sabina Haneca, 1888 1922, beenhouwer en slachter
  • Camiel Dauw, 1922— 1972, slachter, herbergier

Beschikte over: staande wip, 1889 1967 ; schuttersgilde Sint Sebastiaan (zie verder) staande wip van 1967 in de weide achter Notterdam

Geschiedenis: Pieter Dauw was slachter en beenhouwer van stiel en ook zijn zoon zou dit beroep uitoefenen van 1920 tot 1973 of 53 jaar aan een stuk. Volgens zeggen van de 84 jaar oude Camiel zou hier voor 1890 nog met een boog en pijlen met stalen punten geschoten zijn op doel. De schuttersmaatschappij Sint Sebastiaan had haar lokaal in een weide achter het huis van notaris Rijkaard Pollentier, die uit politieke overwegingen in 1889 een staande wip liet oprichten, waar zomerschietingen werden gehouden. Later is notaris Arthur Depuydt daar eigenaar van geworden.

Van de aloude Sint Sebastiaangilde kan niemand zeggen wanneer die gesticht werd Maar in 1556 zouden al uitnodigingen gedrukt zijn om de andere gilden naar een schietspel uit te nodigen, dat doorging van 14 mei tot 11 oktober. In de “Sint Sebastiaan” werd in het jaar 1736 een “Jongmans gilde” gesticht met als bestuur: hoofdman Joannes Cap; 1ste deken Pieter Bogaert; 2de deken Pieter Uutentruys. Augustinus van Hollebeke was toen koning. Allen waren “by Eede” dienende. Om lid te worden van deze gilde, diende men twee tot zeven gulden te storten. Deze waren bestemd voor gelezen missen na het overlijden van de ingeschrevene.

In de zomer van 1939 werd het vijftigjarig bestaan gevierd van de gilde, die als kenspreuk “Eendracht maakt macht” voerde. Op de gelegenheidsfoto prijken: hoofdman Arthur Depuydt, stadhouder Jozef Vanderhaeghe, sire Jerome Vanderhaeghe, schatbewaarder August Hoste, hofmeester Jozef Costers, deken Louis Demaecker, deken Rene Martens, baljuw Cyriel Decoster, zorgers Leopold Gryson, Edmond Willems, Frans Desauter en Emiel Vlamynck.

Toen Pieter Dauw in 1922 letterlijk en figuurlijk de handboog voorgoed aan de haak hing, heeft Camille, die jongezel bleef, samen met zijn moeder en zuster “Het Handbogenhof” verder open gehouden. In 1934 overleed Moeder Sabina en in 1964 zijn zuster Maria. Maar Camille die een moedig en niet aflatend man was heeft nog tot 1972 stand gehouden om dan definitief de herberg te sluiten.

10. Estaminet Bij Louis Casier

Uitbaters:         Louis Casier & Nathalie de Backer, 1909 1921

Geschiedenis: Volgens de oudste prentkaart van Dudzele, die dateert uit het begin van de 20ste eeuw, waren er tussen de bakkerij van Michel de Coster en het huis waar de Raiffeisenkas was, nog vier huizen zichtbaar met evenveel uithangborden.

Daar waren nog drie herbergen bij. De eerste was van Pieter Dauw, de vierde van Cissen Ackaert en daartussen het kleine stamineetje van Louis Casier en Natte Backers, zoals zij toen genoemd werd. Louis staat in de kiezerslijst van 1933 ingeschreven als aardewerker en woonde hier nog in 1930. Van Nathalie kan gezegd worden dat zij zich inspande om voor haar gezin wat bij te verdienen en daarom had ze in haar lokaal een hoekje waar de opkomende jeugd zich tegoed kon doen aan allerlei zoetigheden. Om een of andere reden die zelfs haar kinderen niet wisten, het huisje was wellicht te klein geworden, zijn Louis en Nathalie in de Truweelstraat gaan wonen. Er was meteen een drankhuis minder in Dudzele.

2015 09 04 135016Vierhonderd jaar terug heette “De Drie Zwanen” (nr. 1) nog “De Copt” en later “De Gouden Cop”. In 1759 werd het pand aangekocht door Michiel van Zandweghe. Van 1796 tot 1814 heette het “Sint Jozef”. Toen gaf Anselm Bulcke het de naam die het nu nog draagt.

2015 09 04 135038Het spreekt vanzelf dat de Markt een van de meest gefotografeerde plaatsen was, met de stoomtram als fotogeniek onderwerp. Links Marie en Leonie Maenhoudt voor hun winkel. Ernaast “Het Oud Haantje” (nr. 2) van Gusten Debree en Pilletje (Nane) Driessens. Henri Schotte staat midden op de straat met een wit schort voor. Hij was toen bakkersknecht bij Octaaf de Coster. Rechts de herberg en winkel “De Oude Smisse” (nr. 12) van Constant Casier en Sophie Tytens. Gustaaf is zopas met zijn fiets thuisgekomen.

2015 09 04 135056De Markt gezien in de richting van Brugge in 1920. De berechting is juist voorbij de herberg “De Oude Smisse’ (nr. 12)

2015 09 04 135114Deze kaart van voor 1910 toont ons de oude steenweg naar Lissewege. Links de tapperij “De Vier Gekroonden” (nr. 2) van slager Camiel Danneels. In 1904 kwamen A. Debree en Pilletje Nane er wonen en kreeg het de naam “t Oud Haantje”. Rechts “Au Cercle du Commerce” van Rotsaert -Demaecker. In 1934 werd het “De Handelskring” Maar iedereen bleef het “D’Hoogte” noemen. Midden op de foto vijf fietsende leden van het gezin Brackx (velomakers).

2015 09 04 135127De Dorpsplaats in 1930. De betonpalen zien er nog nieuw uit. De tramleiding is al geëlektrificeerd. Rechts “De Nieuwe Smisse” (nr. 7) van Alfons Maenhoudt. Ernaast het huis van de gemeentesecretarissen-kosters Henri en Antoon Scherpereel. Tenslotte twee huizen met geglazuurde tegelbezetting, nl. de kledingzaak van Pius Devisch en de winkel van Mietje en Leonie Maenhoudt.

2015 09 04 135142De Sistjes werden gesticht door A. Vyncke in 1877. In 1914 kwamen ze op deze foto t.g.v. hun 25-jarig bestaan. We zien hier: C. Caene, C. Gielen, C. Vereecke, C. Bruynooghe, C. Schram, C. Ackaert en C. Neyts. Ze dragen hun kofferkleren en hun hoge hoed.

2015 09 04 135229Voor de herberg “Den Anker” (nr. 14) bij horlogemaker Jozef Braet sloeg postman Henri Schotte een praatje met Firmin Casier, bijgenaamd “De Zot”. Verder in de straat waren wel nog twintig cafés

2015 09 04 135248V.l.n.r. De herberg van Louis Latruwe “De Klokke” (nr. 35), dan Hilleije Peere Boussemaere van Ko Peere, die naast zijn vishandel ook konijnen-en mollenvellen opkocht. De kinderen zongen: “Hej he nie gezien, Ko Peere me’ z' peerd? Me z'n leren poeper en z’n zwarte steert.” Naast zijn fiets staat Brackx en met juk en emmers Renilde Bonte die haar koeien gaat melken. Voor de deur de tachtigjarige moeder Mathilde Casier.

11. In De Lustige Sistjes voor 1900 tot 1920

Uitbaters:         Frans (Cissen) Ackaert & Louise Vandenbriele, fabriekswerker tapper

Uitrusting:       lokaal van “De Lustige Sistjes” draaiorgel tgv de kermis

Geschiedenis: Frans Ackaert figureert op de kiezerslijst als fabrieksarbeider en tapper wonende op nummer 114 op de vroegere Markt die nu de Dorpsplaats is. Cissen was een van de zes die deel uitmaakte van “De Lustige Sistjes”. Volgens Willem Vereecke, zoon van Cissen Vereecke, die ook tot de kring behoorde, mochten ze maar met zes zijn plus een plaatsvervanger. Op 25 mei 1914 vierden zij hun 25-jarig bestaan. Het stichtingsjaar moet dus 1889 geweest zijn.

Op een goed bewaarde foto van dit jubileum staan volgende leden allen met een witte lange kalken pijp: Cissen Ackaert, Cissen Bruynooghe, Cissen Neyts, Cissen Schram, Cissen Gielen (Coene) en Cissen Vereecke. Als zij naar een stoet of naar een kermis gingen, was dit steeds met de groene tram-kar van Vereecke. Er stond een vaatje bruin bier op om de dorstige te laven. In de zomer lag er op het vaatje een natte zak om het bier koel te houden. Ze hadden ook telkens hun stenen pijp mee. Met de kermis stond bij Frans ook een orgel die het jonge volk moest aantrekken. Men moest toen geen inkomgeld betalen en de kermisvierders gingen in die jaren in groepen van de ene herberg naar de andere. ik geloof, dat het zo was, dat men vijf centiem moest betalen per twee dansnummers aan iemand die daarvoor aangesteld was. Dit drankhuis zou ca. 1920 dichtgegaan zijn. N.v.d.r.: Ook te Lissewege bestonden de Sistjes, dat was eerder een semireligieuze congregatie voor jongelingen.

12. In De Oude Smisse ca 1900 1967

Uitbaters:       

  • Constant Casier & Louise Braems (Sophie Tytens), lood-en zinkwerker, tapper en winkelier tot 1949
  • Alice Casier, 1949 196                       later kwam hier de Raiffeisen kas

Geschiedenis: Vóór Constant Casier hier in het begin van de 20ste eeuw een voor die tijd groot huis liet bouwen, stond er de oude smisse van Daveloose. Op één van de oudste prentkaarten van Dudzele kan men heel duidelijk het laag vooruitstekend gebouw zien, met ervoor op de straatstenen een landbouwwerktuig en een paar wielen.

Bij Constant was er een ruim dranklokaal met links een afzonderlijke winkel met allerlei huishoudartikelen. Men kon er nog voorwerpen kopen die lang uit de omloop waren, zoals korte en lange stenen pijpen, glazen voor olielampen, muizenvallen en vogeljagen. Er was ook een kleine kamer waar bestuursvergaderingen van de verenigingen waar Constant lid van was, konden samen komen. Constant was immers medeoprichter en lid van de muziekmaatschappij. Gedurende tweeënzeventig jaar was hij actief medewerker. Hij is ten andere heel zijn leven lang een actief mens geweest, zowel in zijn smidse, waar hij pompen, klein smeedwerk alsook lood- en zinkwerk maakte. Er is een tijd van komen en gaan, zo ook voor trommelaar Constant, die thuis overleed op 21juni1949. Zijn dochter Alice heeft dan de zaak opengehouden tot in 1967.

13. Estaminet Leopold 1906-1909

Uitbater:          Gustaaf Gilliaert 21 feb. 1906 tot 1 juni 1909

Geschiedenis: Juist naast “De Oude Smisse” van Constant Casier stond er tot in 1947 een oud laag huisje, dat ooit een paar jaar dienst deed als estaminet. De laatste bewoners waren August de Decker en zijn vrouw Helene van Tuyckom, die onder de oorlog van Zeebrugge gekomen waren, waar zij wegens oorlog-omstandigheden moesten vluchten en hier tijdelijk onderdak vonden.

Bij het slopen van het huisje kwam de naam van de herberg te voorschijn. Karel Cornille was daar getuige van en kon uit de verbleekte letters de naam ontcijferen. Op 21 februari 1906 kwam schoenmaker Giliaert hier zijn tenten opslaan. Hij kwam van Uitkerke waar hij in 1881 gedoopt werd. De mensen noemden hem Crispijn, naar de patroon van de schoenmakers. Charles Notterdam kocht het huisje in de jaren twintig. Het werd in 1947 totaal verbouwd door Maurits Notterdam Olivier. In 1957 kwam het in handen van Roger de Groote en Denise Devinck. Nadien kwam er weduwe Eugene Vanderyse-Yolande Danneels wonen.

II. De herbergen in de St.- Lenaard straat (Kerkstraat, Dorpsstraat)

14. In den Anker, 1905 1937

Uitbaters:         Jozef Braet & Idalie Rotsaert, horlogemaker

Geschiedenis: In 1905 kwamen Jozef en zijn vrouw in dit grote huis, het eerste van de toenmalige Dorpsstraat wonen. Hij was van de Dorpsplaats gekomen waar hij sinds 1896 hetzelfde beroep uitoefende. Jozef was de eerste uurwerkmaker in Dudzele die een etalage heeft gemaakt. Op bijgaande prentkaart uit 1930 is dit duidelijk te zien. Het was de tijd van de “regulateurs” en van de wekkers, van de zakhorloges het het opkomen van de armbanduurwerken. Meer dan dertig jaar heeft Jozef hier samen met zijn zoon August dit fijn beroep uitgeoefend. August opende later een juwelierswinkel in Knokke. Jozef was ook de man die voor de gemeente instond voor de goede werking van het torenuurwerk. “Den Anker” had een ruime verbruikszaal en was nog voorzien van een plankenvloer, zoals dit voor 1980 in de grote huizen het geval was.

Na meer dan veertig jaar bedrijvigheid is in 1937 alle activiteit stil gevallen. Nadien heeft Cyriel Mermuys er tot 1950 op zijn renten geleefd. Tenslotte werd het huis in het laatstgenoemde jaar aangekocht door Raymond Devinck-Strubbe die er een winkel van voedingswaren openhield tot 1970. Het huis werd in 1960 verbouwd.

15. De Witte Leerze, voor 1900 tot 1948

Uitbaters:       

  • Louis de Witte, schoenlapper tot 1900
  • August Danneels & Eulalie Dupon, voor 1900 tot 1939, beenhouwer
  • Jerome Vanderhaeghen en Marie Danneels van 1939 tot 1948, notarisklerk later bewoond door wed. Angele Lievens-Baert

Geschiedenis: Voor slager Danneels hier zijn intrek nam, woonde er de schoenlapper Louis de Witte. Louis moet zeker een dorpsfilosoof geweest zijn om op zijn uithangbord “De Witte Leerze” te laten schilderen. Iets wat zowel op zijn naam als op zijn vak sloeg. Na hem kwam August Danneels en zijn vrouw Eulalie Dupon. August heeft er negenendertig jaar zijn stiel uitgeoefend. Henri Driessens, bijgenaamd Kleine Nane was zijn slagersknecht. Het was ook dezelfde Kleine Nane die de zorg had over de staande wip van notaris Depuydt. Hij moest er de gaaien opzetten, voor de pijlenrapers zorgen, enz. Het was den duivel-doet-al, een typisch ventje. Na 1939 heeft Augusts dochter Marie, getrouwd met Vanderhaeghen de slagerij en de herberg opengehouden tot 1948. Veekooplui en biggenopkopers waren hier de beste klanten. Het waren venten als bomen die konden eten voor drie. Slager Oscar Lievens heeft het pand nadien aangekocht en het totaal laten verbouwen en aanpassen aan de moderne normen.

16. ‘t Nieuw Boldershof 1901 1945

Uitbaters:       

  • Charles Slembrouck & Maria Devinck, 1901 1938, vaartwerker en tapper
  • Naderhand “CAFE RADIO” met Odilon van Loo en Helene Vlamynck 1938- 1945
  • Beschikte over: Lokaal boldermaatschappij “De Nieuwe Noordsche Kerels”

Geschiedenis: Op de kiezerslijst van 1909 staat Charles Slembrouk ingeschreven als vaartwerker en wonende Dorpsstraat 106. Hij was daar komen wonen van uit de Watergangstraat, waar hij ook al herberg hield. Charles was 37 jaar en in de fleur van zijn leven toen men aan het delven van de vaart begon. Het dubbele dagloon, 4 frank per dag in plaats van twee, trok hem aan. Dit was het geval bij veel dudzelenaars. Zo schiepen ze voor hun gezin betere levensomstandigheden. Het was nochtans zwaar labeur, maar hij deed het omdat het de moeite loonde. De Dudzeelse vaartwerkers hadden het nog altijd beter dan zij die uit Sijsele, Moerkerke en Oedelem elke dag een of twee uur onderweg waren voor ze de spade konden grijpen. ‘s Avonds moesten die slaven terug de weg op om doodmoe thuis te komen.

Toen de leden van de boldermaatschappij “De Noordsche Kerels” gesticht door onderpastoor Amaat Vyncke, hun lokaal hadden bij Louis van Torre en Hortense Declerck in onenigheid kwamen splitste de helft af. Zij zochten nu onderdak bij Charles Slabbinck en kozen als naam “De Nieuwe Noordsche Kerels”. Volgens een medaille uit 1909 was Frans Slabbinck hun eerste keizer.

Charles is later bij molenaar Cyriel Proot gaan werken, waar hij rond 1925 een arm werd afgerukt in het machine-kot. De vrouw van Charles, Maria Devinck, overleed in 1937. Hij heeft dan nog tot 1938 met zijn jongste zoon het “Boldershof” opengehouden. De herberg is later uitgebaat geworden onder de naam “Café Radio” door Odilon van Loo Vlamynck tot 7 april 1947.

17. De Smidse, 1902 1948

Uitbaters:       

  • Louis Peere & Melanie van Wonterghem, 1902-1 934, hoefsmid
  • Achiel Peere & Lucie Hollevoet, 1934 1948

Beschikte over: van 1903 tot 1914 was er een overdekte bolbaan

Geschiedenis: Louis liet het huis in 1901-1902 grondig herbouwen. Hij woonde er als smid en herbergier. Het was een nette en gezellige herberg met in het midden voor de dis een grote ronde tafel. Aan de muren hingen kijkkasten waarin allerlei gereedschap, hoefijzers en andere voorwerpen uitgestald lagen. Voorwerpen die voor het verzorgen van paarden gebruikt werden. Alles was secuur afgewerkt en gechromeerd. Een unieke verzameling.

Louis en zijn zonen Achiel en Arthur waren als paardensmids tot ver in de omtrek bekend. De herberg werd door Melanie, Milletje Peere en later door Lucie met kennis van zaken en zorg uitgebaat en had tot 1948 veel klanten. De bolbaan bestond nog voor een paar jaar. Achiel en Lucie hebben de herberg laten ombouwen tot een moderne winkel van gebruiks-en siervoorwerpen. Ze hebben deze uitgebaat tot 1970. In dit jaar maakten Robert Vercruysse en Jenny Denaeghel er een Welvaert winkel van die in 1977 een discount werd.

18. In De Nieuwstraat, 1904 1945

Uitbaters:         Camiel Pintelon & Louise Huys, 1904 1945, landbouwer en tapper

Beschikte over: lokaal van de schuttersmaatschappij “Hoop op de Toekomst”

Geschiedenis: Camiel en Louis woonden bij de vorige eeuwwisseling op de Markt, waar zij op het nummer 176 “De Vier Gekroonden” openhielden. Camiel, die door tussenkomst van notaris Pollentier, de kans van zijn leven kreeg om in de Nieuwstraat een stukje grond te kopen en te bebouwen, maakte daar meteen gebruik van. Zo kwam in 1904 een grote nieuwe herberg in de Nieuwstraat, nu “Duvekote”. Als naam voor zijn herberg koos hij de naam van de straat. Het jaar daarop werd een nieuwe schuttersmaatschappij gesticht “Hoop op de Toekomst”. Brouwer Adolf Bultynck werd hoofdman en Edward Desmedt stadhouder. Het eigenaardige aan deze maatschappij was wel dat de schutters door een openstaand venster van de herberg naar het spel schoten. Er kon dus ook bij minder goed weer geschoten worden. Er was ook een biljart, waarop wedstrijden werden gehouden. Na de bevrijding in 1945 besloot de uitbater ermee te stoppen. In 1962 werd het huis verbouwd door Raymond Fevery en zijn vrouw Irma Pintelon.

19. Bij Jan Troffaes, 1871 1920

Uitbaters:       

  • Jan Troffaes & Mathilde Zwaenepoel, bakker en tapper van 1871 tot 1919
  • Cesar Troffaes & Euphrasie Casier van 1919 tot 1920

Geschiedenis: Jan Troffaes was van Westkapelle afkomstig, waar hij werd geboren op 14 dec. 1840. Hij huwde op 11 okt. met Mathilde en kwam zich in de Dorpsstraat vestigen als bakker en herbergier. Meer dan 45 jaar zouden zijn vrouw en hij de broodjes uit de oven halen om de Dudzelenaars te spijzen.

En er zullen ook wel klanten geweest zijn, die meer dorst hadden dan honger en zich in de gelagzaal te goed deden aan het koele gerstenat. De zoon Cesar was zowat twintig jaar toen zijn vader overleed. Hij beloofde zijn moeder niet te zullen trouwen zo lang zij leefde Hij heeft woord gehouden. Toen zij in mei 1919 haar hoofd neerlegde, trouwde hij op het einde van hetzelfde jaar met zijn verloofde Euphrasie Casier. Daar ze al in de eerste maand last kregen van de gendarmen, omwille van het schenken van een druppeltje, besloot Cesar de herberg te sluiten, hoewel hij niet was gestraft. Cesar richtte nu zijn bakkerswinkel in de vroegere verbruikszaal, omdat hun brood en deegwaren daar niet zo snel uitdroogden. Dit alles vertelde de 88-jarige vrouw van Cesar aan Polletje Danneels. Euphrasie en Cesar hebben hun bakkerij open gehouden tot 1 sept. 1936. Toen vestigde Maurice van Loocke zich als bakker in Dudzele.

20. In De Kleine Tijger

Uitbaters:        

  • Andries Debel & Eugenie van Zandweghe, schoen- en gareelmaker, 1886
  • Elisa Debel en Leopold, 1932— 1940, schoen- en pantoffelwinkel

Geschiedenis: Vader Andries Debel die bijna vijftig jaar alle wel en wee in “De Kleine Tijger” heeft meegemaakt, was een rasechte Dudzelenaar. Hij werd hier geboren op 22 februari 1854 en trouwde op 25 oktober 1886 met Eugenie. Hij was een ijverig en ondernemend man, want naast zijn vak was hij ook schrijver van de oud-soldatenbond en was in 1881 speler in Ratte Vyncke’s fanfare. Bij Dries kon men ook de nodige formulieren krijgen om uit te wijken naar Amerika. Hij was agent van de “Red Star Line”. In 1914 betaalde men per volwassen persoon op het passagiersschip “Lapland” in eerste klas 487,50 fr. en 300 fr. in tweede. Kinderen betaalden 75 fr. Duizenden mensen uit Dudzele zijn in die halve eeuw de trappen van de herberg op en af gelopen om er schoenen en garelen te brengen of op te halen. Men kon in deze nette herberg een pint bruinen, een kappertje of een halvetje oude klaren drinken. In 1946 besloot Elisa haar schoenwinkel stop te zetten om beter voor haar oude moeder te kunnen zorgen.

LEES VERDER: Dudzeelse herbergen - Deel 1-2

Dudzeelse herbergen - Deel 1-1

Pol Danneels

Rond de Poldertorens
2004
03
087-113
Mado Pauwels
2023-06-19 14:44:32