Mededelingen
3. Praatjes bij de kapper
Johan Ballegeer
Of het volgend verhaal echt gebeurd is weet ik niet, geloof ik niet. Maar het is een prachtig staaltje van de psychische weerbaarheid, in bange dagen, van onze voorouders. En geen sterker wapen, dan het wapen van de humor.
Bertje Latruwe was facteur en coiffeur te Zeebrugge. Twee stielen die in 1913 nog konden gecumuleerd worden. Nu cumuleren alleen nog ministers en universiteitsprofessoren.
In 1914 kwamen dus ook Duitse mariniers hun stoppels bijwerken bij Bertje. Boven de scheerspiegel hing een ‘kader’ met Koning Albert, Koningin Elizabeth en de prinsen. Hij hangt nu in ’t Sincfalamuseum.
Mijn tante Godelieve was kindermeisje bij Bertje en luisterde er volgende gesprekken af tussen Bertje en zijn militaire klanten.
D.: Haha! König Albert und Frau und Kinder! Wo sind die jetzt?
B.: Wa wete’k ik da vele. An den Iesder zeker.
D.: Haha! Bei die 'Sakkenfüller'.
B. : Oj’t gie zegt.
Maar vier jaar later kwam dezelfde Duitser ...
D.: Haha! König Albert und Frau und Kinder. Brave Mann.
B. (Binnensmonds): G'dversche smeerlap!
D.: Smeerlapf? Was ist dasz?
B.: o! Dat is een grote man.
D.: Wir habben viele grosze Männer: Hindenburg, Ludendorf, der
Kronprinz. Alle grosz Männer. Grosze Smeirlapfen.
B.: Dasse 't mosten horen, je zoe nog e rammelienge kriegen ook.
D.: Ein Rammeling? Was ist dasz?
B.: O, da’s e grote stad in Frankriek.
D.: Jaja, ein Rammeling dasz kreigen wir auch noch.