Studiewandeling in Hoeke op 21 augustus 1988
Jacques Larbouillat
Zomerzondag midden augustus ... geen weer om een hond door te jagen!!: zwaar bewolkt, met hevige buien, en in de poldervlakte een vrij krachtige wind uit het zuidwesten!... Sint Guthago, de patroon van onze Kring, stond ons evenwel weer bij. Om 14.30 uur, toen een zeer talrijke groep Leden en Belangstellenden samenkwam aan de oude brug van Hoeke, klaarde de hemel op!
Na het welkomstwoord van Voorzitter René De Keyser, schetste ondervoorzitter en coördinator van de wandeling, Maurits Coornaert, ons de oorsprong van het middeleeuwse Hoeke.
In 1253 dienden handelaars van de Duitse Hanza bij Margareta gravin van Vlaanderen een verzoek in, om langs het Zwin een handelspost te stichten. Ze wensten die te vestigen "ten Houcke", waar een geschikte inham en een vissersdorpje bestond. Weldra groeide het vissersdorp uit tot een bloeiende handelsplaats. Daardoor verkreeg het van de Graaf stadsrechten, met een eigen Schepenbank en een Baljuw, en een bevoorrechte jaarmarkt. Het verkreeg ook het stapelprivilegie voor droog-vis, koren en zout, alsook voor alles wat met scheepsbouw en bevoorrading te maken had.
Alhoewel men tot nu toe geen grondplan van het stadje gevonden heeft, strekte het zich uit aan de oostzijde van de huidige Natiënlaan. Het bezat een eigen parochiekerk met pastorie, wat Monnikerede niet had. In de "stede van Houcke" was een "scepenhuus" of stadhuis, een kapel toegewijd aan Sint Jacob, een Oosterlingen- of Hanzahuis, en ook een gasthuis. Dit laatste was een hospitaal voor arme zieken en meteen het godshuis voor behoeftige reizigers en bedevaarders. Een lazerie of "leprosorium" werd tot nu toe nergens vermeld gevonden te Hoeke; wat uw verslaggever en andere vorsers uit de Kring intrigeert.
De veronderstelling dat Hoeke het voorkomen had van een stadje met gotische gebouwen, werd voor een stuk bevestigd door de Heer en Mevrouw Gerard Tilleman. Bij graafwerken in de buurt van hun mooie hoeve, hebben ze indrukwekkende gewelven van kelderfunderingen ontdekt. Hun landbouwland is op sommige plaatsen bezaaid met allerlei stukken van bouwelementen, w. o. brokken van grote moefen, zandsteen, e. a. Er is dus werk aan de winkel voor onze archeologen, historici en heemkundigen die graag de juiste situering van "ten Houcke" uit de nevelen van het verleden willen halen.
Enkele lichte regendruppels herinnerden ons eraan, dat Pastoor J. Rathé ons stond op te wachten in zijn mooi en stemmig kerkje, voor het verder historisch bezoek.
De huidige kerk werd herhaaldelijk beschadigd en hersteld. De toren en de beuk behoren tot de bouwperiode uit het einde van de 13de eeuw. De Godsdienstoorlogen hebben in de 16de eeuw dit kerkje, gelegen in de grensstreek, niet gespaard. In de periode 1637-1640 werd het bijna volledig herbouwd. Ook na de oorlogsschade opgelopen in 1944, werd het in 1946-1948 volledig hersteld.
In het portaal bewonderden we de twee grafstenen die in de zijmuren zijn ingemetst. Het zijn de prachtig gegraveerde grafzerken: de ene links bij het binnentreden is die van Jacob Beels (+ 1558) en zijn echtgenote Madelene Wielmakere; en rechts is de '''Sepulture van Boudewijn de Corte die overleet den XXV en hoymaent XVc vichtigh (1550) ende joncvrauwe Lisbette fa Pieter Lauwaert twijf was van Boudewijn voors. overleed den laetsten november XVc LII" (1552). Beide stenen zijn versierd met de wapenschilden van de families: met randschriften in gotische minuskels; op de hoeken de symbolen van de Vier Evangelisten. De hoofden en de handen waren vroeger in koper ingelegd, nu zijn deze verdwenen. Pastoor Rathé veroorlooft zich daarover graag een grapje bij het bezoek van Duitse toeristen, om te vertellen dat "de Franse soldaten hier, zeer lang geleden, eerst gepasseerd zijn".
Binnen in de kerk trof ons het ronde tongewelf en de ongelijke gotische spitsbogen en de Tudorboogvensters van de beuk. Het hoogaltaar, de preekstoel en de communiebank charmeerden door hun barok- of rococostijl. Het kerkinterieur werd ook aangevuld met neo-gotische kerkmeubels, na de tweede wereldoorlog.
Aandacht kregen ook: het geklede beeld van O.-L.-Vrouw van Zeven Weeën en de schilderijen. Op het hoogaltaar is een schilderij ingewerkt, die de H. Familie, met Sint Anna en Sint Joachim, voorstelt. Links in het koor hangt "De Aanbidding van de Herders", op hout geschilderd in het begin van de 16de eeuw. Dit schilderij is het middenpaneel van een drieluik, waarvan het aan de overkant hangende schilderij een zijluik is. Dit laatste stelt "De Besnijdenis" voor.
Het was op de warme tonen van een melodie, getoverd uit het 19de-eeuwse orgel, door de vaardige Mevrouw Tilleman, dat we de kerk verlieten.
De namiddagtocht werd verdergezet onder dreigende zwarte regenwolken. Zonder ongelukken reed de autokaravaan over de drukke Natiënlaan, naar de sierlijke windmolen van Hoeke. Deze werd, verder in looppas, bereikt onder een gietende regenvlaag!
In de maalzolder vertelde Voorzitter René De Keyser aan het aandachtig gehoor de geschiedenis van de molens op Hoeke. Reeds in 1324 wordt een molen vermeld binnen de stadspalen van Hoeke.
Deze stond in een polderke langs het Zwin, dicht bij de kerk. Na een overstroming door de zee, verdween deze polder en ook de molen. De huidige Hoekemolen wordt voor het eerst vermeld in 1481. Deze werd waarschijnlijk opgericht door de Heren van Oostkerke, De molen van Hoeke was een houten staakmolen tot in 1839. In juli 1839 werd de korenwindmolen door een stormwind omver geworpen en volledig vernield. De molenaarsfamilie was straatarm geworden.
In 1840 werd de huidige Hoekemolen gebouwd in baksteen, op een kleine kunstmatige terp. Rond 1930 richtte de toenmalige eigenaar een mechanische maalderij op, volledig onafhankelijk van de windmolen. Na het inrichten van die maalderij is de stenen windmolen beginnen vervallen, bij zoverre dat de eigenaar hem wilde afbreken. Deze werd gered door de aankoop vanwege de Belgische Staat in 1936. Dank zij de aandacht die besteed wordt aan monumenten en toerisme, door de stad Damme, waartoe Hoeke nu sedert de fusie der gemeenten behoort, werd de Hoekemolen in 1981 geklasseerd als monument.
In 1984 stelde de kunstenaar Charles Delporte uit Charleroi aan het stadsbestuur van Damme voor om een reeks bronzen beeldhouwwerken permanent tentoon te stellen op het gelijkvloers van de molen van Hoeke. De regie van de gebouwen ging als eigenaar akkoord. Het Rijk zou zorgen voor de volledige herstelling van de molen en deze opnieuw maalvaardig maken.
In 1985 had de officiële schenking van de kunstvoorwerpen door Charles Delporte plaats. De molen is sedert deze datum toegankelijk voor het publiek tijdens de week-ends. Twee molenaars, Arnold Snauwaert en Hugo Schoonheere, malen er opnieuw graan tot meel, en ze laten de wieken vrolijk draaien in de wind.
Na een bezoek aan de "steenzolder" werd het bezoek afgerond, met op zak een receptenlijst om allerlei soorten brood te bakken, iedereen aangeboden door de vriendelijke molenaars.
Wie belangstelling heeft voor de geschiedenis van de molen van Hoeke, verwijzen wij naar het artikel van René De Keyser, in Rond de Poldertorens, 29ste jaargang nr 1, blz. 27-36. In dit nummer steekt eveneens een interessant artikel over de Duitse handelsbetrekkingen met Hoeke in de middeleeuwen, door ons bestuurslid Germain Bonte; dit op blz. 1-9.
Het had gelukkig opgehouden te regenen, en de tocht werd verdergezet langs de Rode-Ossestraat tot aan de Greveningedijk bij de vroegere herberg "De Nachtegaal". Lic. Maurits Coornaert, onze historische geograaf, wees het dijkenstelsel aan, alsook de ligging van het Fort Sint-Donaas en het Fort Sint-Frederik.
Al wandelend over de Mostaertdijk werd de Zwarte Sluis bereikt. Daar werd met de militaire stafkaart in de hand, de loop van het Zwin "te velde" bekeken. De situering van de verdwenen forten; de ligging van de eveneens nu verdwenen drie afwateringssluizen aan de Hoekevaart, werden in een geanimeerde, soms vinnige interactie, tussen verschillende Leden besproken.
Een leerzame namiddag die, onder opnieuw dreigende onweerswolken, besloten werd door Albert De Keyser met een dankwoord aan het adres van Maurits Coornaert voor de leiding, en van de aanwezigen voor hun talrijke opkomst en hun aktieve deelname.