Datum / JaartalGebeurtenis
1271
Nikolaas Cleywaert, abt van de abdij Ter Doest (Lissewege) koopt een oude landweg. Van Gravin Margareta en Graaf Gwijde van Dampierre krijgt hij de toelating om daar de Doestader, die de abdij verbindt met de Lisseweegse Watergang, te graven. Later verkrijgt hij ook nog de rechten op de viswegels die van Ter Doest naar Heist en Monnikerede (Oostkerke) lopen.
1271
Nikolaas Cleywaert, abt van de abdij Ter Doest (Lissewege) koopt een oude landweg. Van Gravin Margareta en Graaf Gwijde van Dampierre krijgt hij de toelating om daar de Doestader, die de abdij verbindt met de Lisseweegse Watergang, te graven. Later verkrijgt hij ook nog de rechten op de viswegels die van Ter Doest naar Heist en Monnikerede (Oostkerke) lopen.
1272
Margareta van Constantinopel geeft een stuk grond in pand aan Damme voor de som van 300 pond.
1272
Margareta van Constantinopel bevestigt in juli 1272 het 'recht opde mate' van de stad Damme.
1272
Gravin Margareta geeft Maria, barones van Lissewege en haar echtgenoot Boudewijn Reyphins de toelating op een stuk grond te ruilen met de abdij Ter Doest (Lissewege). Zij ruilt een stuk grond dat bij de molen van Raaswalle (Uitkerke) ligt, tegen een stuk dat dicht bij haar kasteel ligt.
1272
Alberik, een monnik van de abdij Ter Doest (Lissewege) maakt een lijst op van ridders en edelen die op kruisvaart zijn vertrokken. Daarnaast schrijft hij ook verschillende kronieken en heiligenlevens.
1273
De abdij Ter Doest (Lissewege) krijgt van gravin Margareta een stuk grond (100 X 180 roeden) dat is gelegen tussen Scipgracht en Wulpen.
1274
Vrede van Montreuil tussen Hendrik III van Engeland en gravin Margareta van Constantinopel mbt Vlaamse en Engelse wolhandel.
1274
Jan Stefaan wordt de 13de abt van de abdij Ter Doest (Lissewege).
1274
Opnieuw rijst een geschil over de bezittingen van de abdij Ter Doest (Lissewege) die zijn gelegen in Monnikerede (Oostkerke).
ca. 1275
Bouw van de schuur van Ter Doest. De abdij bezat toen reeds een "teghelrie".
mei 1275
In mei 1275 herbevestigen Margareta van Male en Gwijde van Dampierre de stadsrechen van Mude (Sint-Anna-ter-Muiden)
1275
Het begijnhof (of klooster van Sint-Agniet) is in Damme reeds in gebruik.
mei 1275
In mei 1275 herbevestigen Margareta van Male en Gwijde van Dampierre de stadsrechen van Mude (Sint-Anna-ter-Muiden)
ca. 1275
De Onze-Lieve-Vrouwekerk van Lissewege is zo goed als afgewerkt.
ca. 1277
Omstreeks 1277 komt de eerste geroeide galei aan in de haven van Damme.
11 september 1279
Op 11 september 1279 doet gravin Margareta in Damme afstand van het bestuur ten voordele van haar zoon Gewijde van Dampierre.
1279
Omdat het waterpeil in de Lisseweegse Vaart kunstmatig hoog wordt gehouden (vaarweg) lopen geregeld landerijen onder water. Het Brugse Vrije geeft Ter Doest en de Watering van Reigaarsvliet de opdracht om aan beide zijden van de Lisseweegse Vaart dijken te bouwen.
1279
Boudene van Dudzeele wordt vermeld als heer van Dudzele.
1279
Willem van Hemme uit Oostkerke volgt Jan Stefaan op als 14de abt van de abdij Ter Doest (Lissewege).
1279
Volgens Sanderus zou Margareta van Constantinopel in 1279 aan Lamminsvliet het recht hebben gegeven om zelf een raad van schepenen te verkiezen.
ca. 1280
De schorren op de linkeroever van de Reigaarsvliet worden "Hazegras" genoemd.
ca. 1280
Omstreeks 1280 krijgen Lombarden en Joden een privilege als geldwisselaar in Brugge door Gwijde van Dampierre.
1280
De bevolking van Damme klaagt over machtsmisbruik in het stadsbestuur, over het feit dat ze bij het heffen van de accijns op brood, bier en wijn wordt benadeeld ten opzichte van de rijken. De ambachten beklagen zich over het feit dat ze al veertien jaar onderhevig zijn aan de stijgende druk op de primaire consumptiegoederen door middel van de accijnzen terwijl de notabelen, niettegenstaande hun formidabele handelsinkomsten pas twee jaar accijns moeten betalen die ze bovendien naar eigen goeddunken mogen vaststellen.
1280
Wanneer in 1280 ernstige sociale onlusten uitbreken in Brugge (Moerlemaaie) verlaten de daar gevestigde Spaanse en Duitse kooplieden de stad om zich in Aardenburg te installeren.