De Franse legers bezetten een groot deel van Zuidelijk Vlaanderen (streek van Roeselare, Tielt, Kortrijk). Het Noordvrije is opnieuw in staat van paraatheid.

Op 12 mei neemt Maurits van Nassau Aardenburg in en trekt daarna naar Sluis om de stad te belegeren..

Spinola probeert in opdracht van aartshertog Albrecht Sluis te ontzetten, maar hij wordt teruggedreven tot Damme. Een krijgslist via het eiland Cadsand mislukt ook. Uiteindelijk geeft de gouverneur van Sluis, Mateo Serrano op 19 augustus Sluis over aan Maurits van Nassau.

Van 8 maart tot 11 maart 1694 verblijven ca. 1.200 Engelse infanteristen in Dudzele.

De parochie Dudzele betaalt 'gheforceerde presenten' aan de gouverneur van Damme en aan kolonel Ladder van het garnizoen van Oostende om de parochie te vrijwaren van plunderingen.

Na het overlijden van Louis van Erembault wort zijn kleinzoon Louis-Philippe Erembault de nieuwe Heer van Dudzele.

Het enige bewaarde grondplan van Monnikerede dateeert van 1695. Op het plan ziet men dat het stadje nog zeven straten telt. De Hoogstraat, Roosstraat en Vissersstraat zijn verdwenen.

Het enige bewaarde grondplan van Monnikerede dateeert van 1695. Op het plan ziet men dat het stadje nog zeven straten telt. De Hoogstraat, Roosstraat en Vissersstraat zijn verdwenen.

Op 26 maart 1695 weet schipper Gerrit van den Hoecke een kaperschip uit Duinkerke te veroveren en in Sluis binnen te brengen.

Vrede van Rijswijk : Frankrijk moet Vlaanderen opgeven, de Nederlanders mogen garnizoenen kazerneren in Nieuwpoort, Kortrijk en Oudenaarde.

Vrede van Rijswijk : Frankrijk moet Vlaanderen opgeven, de Nederlanders mogen garnizoenen kazerneren in Nieuwpoort, Kortrijk en Oudenaarde.

Het College van Damme komt op 24 december 1697 samen om de problemen te spreken met Schotse soldaten van kolonel Ladder, die nog na het sluitingsuur in de herbergen bleven.

Vrede van Rijswijk : Frankrijk moet Vlaanderen opgeven, de Nederlanders mogen garnizoenen kazerneren in Nieuwpoort, Kortrijk en Oudenaarde.

In Heist ligt reeds een rijshoofd.

In Brugge en omgeving heerst een pestepidemie.

Menno van Coehoorn laat tussen 1699 en 1702 belangrijke uitbreidingen uitvoeren aan de versterking van Sluis.

Na het vertrek van het regiment van baron de Wranghel uit Damme in 1700 worden ook alle weduwen, kinderen en wezen van soldaten van alle vorige regimenten en ook alle behoeftige vreemdelingen uit Damme verdreven.

In Dudzele luidt men 8 opeenvolgende dagen, telkens drie uren de klokken voor het overlijden van de Spaanse koning. De strijdende partijen eisen opnieuw schattingen en leveringen van de plattelandsbevolking.

In Dudzele zijn 2 schaapdriften, een bij het Schotte Kasteel en een in den Oosthoek. Er rijst een geschil met de parochie voor hun vergoeding.

Markies de Bedmar verplicht de stad Damme in oktober 1701 om een militaire kantine op te richten.

Op 24 april 1701 vragen afgevaardigen van een regiment van Poitou dat in Damme is gelegerd, de toelating aan het stadsbestuur om de galg te mogen gebruiken als dat nodig zou zijn. Het bestuur weigert dat.

Meer dan de helft van de inwoners van Damme bestaat uit militairen. Van de 67 gedoopten in 1701 zijn er 31 kinderen van soldaten (in 1702 24 op 62) en van de 78 overledenen zijn er 39 militair.

In maart 1701 eisen de Verenigde Provinciën 11 versterkte steden op: Oostende, Nieuwpoort, Venlo, Roermond,Luxemburg,Namen, Charleroi, Bergen, Dendermonde en Damme als barrièresteden. Men komt niet tegemoet aan de gestelde eis. Damme zal later niet meer worden opgeëist.

Bij het begin van de Spaanse Successieoorlog bezetten Spaanse en Franse troepen de forten rond Dammen en de Cantelmolinie.

Franse troepen vallen Vlaanderen binnen. In februari 1701 bezetten zij al Gent, Brugge, Damme en het Fort Sint-Donaas, waar de katholieken uit Sluis al enige jaren naar de kerk gaan. In Sluis wordt dan ook tijdelijk een stal in het Groot Kasteel vrijgemaakt waar de pastoor van Middelburg (Vl.), Petrus de Korte de mis komt opdragen.