Begin 1900
De poldergrond van de Zwinstreek is zeer vruchtbare kleigrond. Ruim een derde van de oppervlakte is weiland. De grond is zeer geschikt voor graangewassen, zoals tarwe en haver. Ook vlas wordt er geteeld. Polderaardappelen uit Westkapelle zijn tot ver buiten Brugge gekend als de beste kwaliteit.
Links: Wintertarwe | Rechts: Vlas
Omstreeks 1900 zorgt stromest van de dieren voor extra voedingsstoffen. De boer zaait de vruchten met de hand in. Aardappelen worden voor een deel gebruikt als dierenvoeding.
Zolang bijna alle landbouwwerk door mens en dier wordt gedaan, zijn er op de hoeve veel knechten, meiden en arbeiders in dienst. Veel van dat personeel is inwonend op het erf of arbeidershuisjes in de onmiddellijke omgeving.
Links: In 1916 telde de hoeve Blauwe Poort vijf paarden. Het witte paard links is het ‘sjeesepaard’ dat werd door de boer gebruikt om naar de markt, dorp en de mis te gaan. Bij het witte paard staat een Duitse marinier. De tweede man van links is Pietje Buyck, de hoeveboer. Verder staat nog een buurman, een bezoeker en een hoevearbeider.
Rechts: Het erf van de hoeve Blauwe Poort met bergschuur een woonhuis, aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Van links naar rechts staat een inwonende arbeider, een Duitse marinier, Emma Van Maldegem en Theresia Vanmenen (echtgenoot van Pietje Buyck).
(Foto’s: Collectie Johan Buyck)
Een zeer grote verscheidenheid aan dieren typeert de boerderij: koeien, varkens, schapen, pluimvee, werkpaarden, een waakhond en katten om de muizen te vangen.
Mechanisatie
In de loop van de tweede helft van de 20ste eeuw doet de machine zijn intrede. Paarden wijken voor tractoren. De houten ploeg wordt vervangen door een ijzeren fabrieksploeg van het merk Sack. Zaaimachines, sproeimachines en aardappelrooiers krijgen hun plaats op het land. De dorsmachine evolueert van een primitieve naar een gesofistikeerde machine.
Links: Pikdorser | Rechts: Vlasoogst
Grote boerderijen nemen het initiatief van deze mechanisatie vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog. Later volgen ook minder grote bedrijven. Deze evolutie heeft ook zijn weerslag op de hoevegebouwen. Boeren trekken hangars of loodsen op om de machines in onder te brengen.
De boer heeft minder of geen personeel meer in dienst. Familieleden nemen soms de plaats in: vader en moeder, broers en zussen… De verscheidenheid in de dierenkweek verdwijnt. Nu zijn er kippenkwekerijen, varkenskwekerijen, rundveebedrijven, melkveebedrijven. De meeste boeren combineren het houden van een diersoort met een combinatie van gewassen voor mens en dier.