HomeTentoonstellingenTentoonstellingen 2007Verval van de Zwinhavens - deel 1 / 2007 - Havens in de Zwinstreek

Spel en speelgoed is iets van alle tijden. Wanneer kinderen en volwassenen meer vrije tijd krijgen krijgt het spel vaak een belangrijke plaats. De spelcultuur die zo kan ontstaan mag dan ook terecht beschouwd worden als een graadmeter voor het beschavingpeil van de samenleving.

De mens is en blijft een ‘spelende mens’ en de hele menselijke cultuur wordt voor een groot stuk bepaald door het spelelement. In zijn meesterwerk ‘Homo Ludens’ (1938) stelt de beroemde Nederlandse historicus Johan Huizinga kunnen zelfs alle facetten van onze samenleving verklaard worden ‘uit het oogpunt van het spelelement’.

Spelen is en blijft een manier om dingen te leren, om zich af te reageren of om zich te ontspannen. Het spel toont ook een belangrijke vorm van persoonlijke vrijheid: je kan zelf kiezen of je wil meespelen of niet.

Speelgoed is een hulpmiddel bij het spel. Het is niet noodzakelijk, maar wel erg handig. Zuiver technisch gezien kan speelgoed beschouwd worden als een verzameling ‘artefacten’, voorwerpen die vervaardigd werden om ermee te spelen. Dit betekent echter niet dat speelgoed absoluut noodzakelijk is om te kunnen spelen!

Speelgoed kan ons heel veel nuttige informatie verschaffen, zowel over het verleden als over het heden. Elk stukje speelgoed geeft iets prijs over het materiele erfgoed dat er onlosmakelijk aan verbonden is: het vertelt over wie er ooit mee speelde, over de materiele cultuur en de technische ontwikkelingen. Tegelijkertijd geeft het ook aanwijzingen over het immateriële erfgoed: de verhalen over hoe iemand met zijn speelgoed speelde kunnen ons veel informatie geven over verschillende generaties, uiteenlopende achtergronden en veranderende opvattingen van kinderen én ouders. Kortom, we komen op die manier heel veel te weten over de cultuur en de maatschappij van vroeger én nu.

Ook voor Vlaanderen is het mogelijk om op basis van al deze gegevens een beeld te schetsen van het speelgoederfgoed in Vlaanderen, in casu dat van de voorbije eeuw, tot op de dag van vandaag. Een grootschalig onderzoek, gevoerd door het Speelgoedmuseum is hiervan het levende bewijs.

Vanaf 2002 deed het Speelgoedmuseum een uitgebreid onderzoek naar het spelgedrag van kinderen in Vlaanderen, doorheen de 20e eeuw en het begin van de 21e eeuw. Vermits er sinds 1902 in dit verband geen onderzoek van deze omvang meer gebeurd was, vormde dit onderzoek naar spel, spelen en speelgoed een goede bron van gegevens voor zowel spelfanaten, spelonderzoekers als speelgoedfabrikanten.

Het bleef echter niet bij dit onderzoek alleen en daar is deze tentoonstelling een goed voorbeeld van. Al snel werd duidelijk dat de vele verhalen over spel en speelgoed een ongekende schat aan informatie bevatten over de Vlaamse spelcultuur van vroeger én nu. Vermits ieder van ons beschikt over persoonlijke, soms grappige en leerrijke verhalen wil deze tentoonstelling niet alleen de geschiedenis van het speelgoed in de kijker zetten, maar ook op zoek gaan naar en beroep doen op het collectieve (spel- en speelgoed)geheugen.

Het Speelgoedmuseum heeft zich geëngageerd om het onderzoek te blijven verder zetten. Dit zal niet alleen gebeuren via het wetenschappelijke onderzoek, maar ook met behulp van publieksgerichte acties, tentoonstellingen en studiedagen. Deze tentoonstelling wil dan ook een belangrijk aanknopingspunt zijn voor de voortzetting van dit onderzoek.

Het project ‘Buiten Spelen. Binnen Spelen. Een vervlogen droom?’ resulteerde uit de vele vragen die gesteld werden door spelonderzoekers uit verschillende wetenschappelijke disciplines én het Speelgoedmuseum, beleidsmakers en de speelgoedindustrie.

De hoofdvraag was in feite: ‘In hoeverre spelen kinderen nog de dag van vandaag, en hoe was het vroeger?’. Vermits er voor deze vraag echter geen éénduidig – laat staan volledig – antwoord bestaat werden, aan de hand van gerichte deelvragen, spel en speelgoed van vroeger en nu onder de loep genomen. Ook belangrijke maatschappelijke categorieën zoals ‘tijd’, ‘plaats’, ‘geslacht’ en ‘sociale achtergronden’ werden door de vragen onder de aandacht gebracht. De resultaten van het onderzoek brachten een aantal merkwaardige fenomenen en opvallende veranderingspatronen aan het licht.