... Moerkerke: parochie en priesters (1)

Jozef Van den Heuvel

Een paar maal drukte de gevierde R, De Keyser zijn spijt uit dat er zo weinig over de dochterkerk van Oostkerke, over Moerkerke en zijn geschiedenis, verscheen. Ik meen hem dan ook te huldigen met deze bijdrage.

Veel archief echter over de kerk en priesters van Moerkerke, buiten de Parochieregisters van 1603 tot 1796 en de Kerkregisters van 1704 tot 1819, werd niet bewaard.

Op de linkeroever van de Lieve, in de hoek gevormd met het Zwin, ligt de parochie Moer­erke. De naam zelf betekent: een kerk in een moerassige streek gebouwd.

De volksoverlevering, gesteund door de naam Monnikenrede, verhaalt hoe in lang vervlogen tijd monniken van hieruit de abdij St.-Quintens-ten-eilande in Vermandois stichtten (2).

Meer waarschijnlijk is dat monniken van de St.-Quintinusabdij naar deze streek kwamen. (In 638 op aandringen van St.-Elooi, zegt men). Die Benediktijnen zouden in het noordoosten van de wijk Eyenbroucke, op een hoger gelegen plaats gewoond hebben: daar waren zij veiliger tegen overstromingen en bezaten er tien gemeten land.

Volgens een oude legendarische overlevering kwam Sint-Elooi zelfs naar Brugge en stichtte er de Sint-Salvatorskerk.

Caius Quintinus, een Romein, was naar de streek rond Amiens gekomen als missionaris en werd op 31 oktober 303 onthoofd te Augusta Vermanduorum, nu Saint-Quentin (Sint-Kwintens). Spoedig was dat het centrum van een bisdom, dat rond 531, na de verwoesting van de stad, door St.-Medardus naar Noyon werd verplaatst. Sint-Elooi richtte er op 3 januari 641 de eredienst van Sint-Quintinus op.

De abdij van de Benediktijnen werd daar in de 7e eeuw op een eiland gesticht, waar men in een moeras het lichaam van de heilige vond (3).

Die monniken stichtten bij ons de kerk van 'Oskerke', wijdden die toe aan Sint-Quintinus en bleven er de tienden en het patronaatsrecht (o.a. het recht tot aanduiding van de pastoors) van verschillende omliggende kerken behouden.

De eerste missionarissen van deze streek bereikten langs het Zwin Oostburg en Aardenburg. Zij behoorden tot het bisdom Noyon-Doornik, en in dat bisdom lag de abdij van Sint-Quintinus. De paters vestigden zich op een hogergelegen stuk grond ten noordoosten van de wijk Eyenbroucke op tien gemeten grond. Hier begonnen zij de indijking van schorren en heernessen, en de ontginning van woestijnen en heidegronden. Van de graaf (o.a. in 1089 van graaf Robrecht II) ontvingen zij het tienderecht van een deel land.

In het jaar 1110 bevestigde de bisschop van Noyon-Doornik, Baldrik, de bezittingen van de Sint-Quintinusabdij, gelegen in onze streken.

Hier vinden wij voor de eerste maal de naam Murkerka. Hij somt de bezittingen van de abdij op: „In Vlaanderen, bij de zee: het altaar van Oskerke, met zijn kerk en vier kapellen, de eerste te Vulps (Wulpen bij Cadsant, in de 16e eeuw door de zee verzwolgen), gelegen op een eiland in de zee, de tweede een kapel te Lapscures, de derde te Murkerka, en de vierde te Vaas (Waescapelle)" (4).

In die tijd was Moerkerke, zoals ook Lapscheure en Westkapelle, slechts een hulpkapel. De moederparochie was Oostkerke, en uit haar uitgestrekt grondgebied ontstonden die vier kapellen, die na jaren parochiekerken met een eigen grondgebied en pastoor werden.

Later kwamen er ook nog vier andere parochies bij: Damme, St.-Catharina-bij-Damme, Hoeke en St.-Anna-ter-Muiden, In al die parochies had de St.-Quintensabdij recht tienden te hebben, en er de pastoors, kapelanen en kosters te benoemen (5). Zij behielden die twee voorrechten tot aan de Franse revolutie.

In een document van ca. 1395 met als titel: „Dit zijn de beneficiën, die staen ter presentacie vanden abt vander vorseide abdie van Sinte Quintins binden lande van Vlaenderen" staat vermeld: „Inde kerke van Moerkerke, eene cure (pastorie), eene capelrie metter scole" (6). Sommigen schrij­ven dat reeds in 1190 Moerkerke een parochie was met eigen grondgebied (maar volgens Lescou- hier werd deze parochie in 1293 uit Oostkerke genomen). In 1248, 1266 en 1267 wordt Moerkerke als parochie vermeld (7), en in 1279 voor het eerst in het Vlaams: „die parochie van Moerkerke" (8) of in 1282: „in Moerkerca prochie" (9).

De eerste priester Joannes, wordt in 1293 en 1296 vernoemd (10). Was hij pastoor van Moerkerke ?

In de kerk was er een kapeianie „ten autare van O.-L.-Vrouw".

Een kapelaan was verbonden aan een gilde of een altaar en kreeg een beneficium, dat was meestal de opbrengst van een stuk land, als vergoeding, om zekere diensten uit te voeren of mis­sen te lezen of te zingen bv. een paar dagen in de week, aan een bepaald altaar.

Reeds in 1305 wordt een capellaen, here Zegher, vernoemd (11).

Op 20 juni 1463, op voorstel van de abt van St.-Kwintens, bekwam meester Pieter de Vlenke, priester, magister in artibus en koster van Hoogmosscher (bij Kortrijk), de kapelanie van het O.-L.-Vrouwaltaar in de parochiekerk van Moerkerke, en verving daar Bertijn Moens, priester, die kapelaan „de Artesio" werd in St.-Donaas te Brugge (12).

Op 31 maart 1464, de zaterdag vóór Pasen, op voorstel van de abt van Sint-Kwintens, be­kwam Leo de Loyancourt, klerk (clericus) in het Kamerijkse, de eeuwige kapelanie van het O.-L.- Vrouwaltaar in de parochiekerk van Moerkerke, i.p.v. Meester Pieter de Vlenke (13).

Op 28 oktober 1469, op voorstel van Pieter de Vlenke, in zijn hoedanigheid van „vica- rius" van de abt van St.-Kwintens-ten-Eilandt in Vermandois, krijgt meester Joannes Artuti, priester, de kapelanie van O.-L.-Vrouw in de parochiale kerk van Moerkerke; die was vrij door het verzaken vanwege Leo de Loyancourt, die verwisselt voor de Scolasteria van Kortrijk (14).

Andere geestelijken uit Moerkerke: „Meester Niclais van Moerkerke, deken van den Kerstinede van Oudenbuerch", vermeld in 1323 (15), was waarschijnlijk van Moerkerke afkomstig en Jan van Moerkerke is in 1340 monnik in de abdij Ter Doest in Lissewege. Een burger van Brugge, Salomon Vanderkercken, schonk een volledig kerkornement aan de kerk „dit was ghedaen in 't jaer 1388 des sondachs voor Kerstdach" (16), op voorwaarde van een eeuwigdurig jaargetijde.

De heer van Moerkerke, Loys van Moerkerke, stierf op 14 december 1391 en kreeg een graf met koperen grafplaat bij het hoofdaltaar. Daarop stond: „Chy gist messire Loys de Moerkercke, Chr., qui trépassa l'an 1361, Ie jour de St. Luc". „In den choor een triomphante metale sculpture. In 't harnas ligt Mer Loys van Moerkercke, is Mynsheere van Vlaenderen, obiit 1391, den 14 de­cember. Zyne moeder was die van Dixmuide of Habaerts". Op het graf stonden de wapens van Praet, Poucke, Moerkerke, Varsenaere, Straten, Melun, Ghistel en Schoorisse.

Hiermede in verband staat de tekst: „Oud Moerkercke: daer es memorie ende jaerghetyde van vrau Isabella van den Hoye, ghesellenede van Menheere Loys, heere van Moerkercke". Verder waren nog volgende graven in de kerk: „Aan de noortsyde van de tombe van Loys van Praet voor den hooghen autaer, light Vrancke van Moerkercke, nu Francx zeune, obiit 1398 den 12 septem­ber; ende Francke, Francx zeune, obiit 1431, den 25 december".

„Hier light Lodewijk van Praet, rudder, heere dezer prochie, heere van Merwede, die starf in 't jaer Ons Heeren 1440".

„Hier light edele weerde vrauwe Jacquelyne, filia Montfrandt van Essene, Lodewykx van Praets wyf, die starf anno 1451. Godt ghedincke de sielen" (17).

Op het graf van de laatste twee lag een arduinen steen met hun figuur: Lodewijk gekleed als ridder, en Jacquelyne in een rijk gewaad; beide met hun wapens.

Belangrijk was ook de jongere grafsteen (1716) van Pierre de la Villette:

Cy gist noble homme Pierre de la Villette, escuyer, seigneur de cette paroisse, échevin et bourge- maftre du Franc de Bruges, fils de Robert de la Villette, chr., et de dame Jeanne Baesens, décédé veuf de dame Marie Draeck, fille d'Anselme, escuyer, et de dame Anne-Franpoise de Courteville. Le 10 décembre 1716. Prié Dieu pour son ame".

Rond 1407 werd de kerk (opnieuw) gebouwd of ten minste vergroot (18).

Olivier Brasseur was pastoor van 1450 af; hij stierf in 1464. Dan volgt op 13 maart 1464 o.s. Joris Bladelin(g) en die werd op 21 september 1464 opgevolgd door Bertinus Moens, van wie wij reeds hoorden.

De zusters Augustinessen van Biervliet vluchtten rond die tijd om reden van het gevaar voor overstroming, (reeds in 1377 en 1421 verdronken zo duizenden mensen). Zij kwamen naar Moerker­ke en kochten in 1483 het leengoed Ter Stove (een verwarmde badplaats) van de heer van Water­vliet, Joris van den Berghe. Op 14 september 1486 wijdde Gillis de Baerdemaeker, hulpbisschop van Doornik, het nieuw klooster toe aan St.-Elisabet, weduwe.

In een charter van 1487 wordt „meester Jan Nilis, pastor van Moerkerke" vernoemd (19).

De kerk is aan de H. Dionysius toegewijd. Reeds in 1495 wordt „de ghilde van Sint-Denys te Moerkercke" vermeld in de ommeloper van Lapschure. Ook de kerk van Geluwe (20) en van Zarren is aan die heilige toegewijd. St.-Denijs is ook de naam van een dorp in West-Vlaanderen, gelegen dicht bij Henegouwen. Ook hier is hij de patroon en bewaart men een zilveren monstrans uit de 16e eeuw met relikwie van die heilige.

Die heilige was de eerste bisschop van Parijs rond het jaar 250, zo verhaalt Gregorius van Tours (6e eeuw). Hij werd met zijn gezellen, de priester Rusticus en de diaken Eleutherius gemar­teld en onthoofd (ca. 285), op de Mons Martis, later mons martyrum, Montmartre genoemd. Veel legenden omweven die schaarse gegevens. Zo verhalen ze dat hij een tijdgenoot was van de aposte­len, en men vereenzelvigt hem met de Areopagiet, die door Paulus werd bekeerd, volgens de Hande­lingen van de Apostelen (21). De voorstelling van de onthoofde heilige met zijn hoofd in zijn han­den gaf aanleiding tot die andere legende, dat de heilige zijn hoofd opnam en zo naar de plaats van de basiliek van Saint-Denis (vroeger: Catuliacus), ten noorden van Parijs wandelde. Daar vond men het Romeinse kerkhof uit de 1e eeuw. Rond 475 werd hier de eerste kapel opgericht door Sint-Genoveva. Ca. 625 liet Dagobert een monasterium bij de basiliek bouwen: daar werden de koningen van Frankrijk begraven. De H. Dionysius werd te Moerkerke vereerd tegen hoofd- en keelpijn. In 1400 bestond er op de parochie een St.-Denyspreekboom, zoals er nu nog een St.-Arnolduspreek- boom te Tiegem bestaat (22), en een kapel ter ere van St.-Lieven.

Een Donderdaegsche heiligsacramentsmis werd bij testament door P. Heinderickx te Moerkerke gesticht.

In 1547 was de kerk zeer bouwvallig. De bouw van een nieuwe kerk werd in 1549 aangevangen. Zij omvatte drie beuken, met aan de noordkant het altaar ter ere van O.-L.-Vrouw en aan de zuidkant dat van St.-Dionysius.

Maar dan beginnen de godsdiensttroebelen, en in 1566 is Jan van Rece predikant te Moer­kerke (23). Gelukkig werden de beelden, schilderijen en kunstvoorwerpen in veiligheid gebracht. Pastoor Gillis Coddum moest vluchten, en de kerkelijke diensten werden tot 1567 geschorst.

Om de uitgaven van het Spaans bestuur te betalen werd het kerkbestuur gedwongen zijn kerksieraden te verkopen en de klokken in te leveren rond 1577 (24). In 1578 waren de geuzen meester van de kerk en stelden opnieuw een predikant aan. De kerk met haar middenbeuk en twee zijbeuken werd gans vernield in 1600.

Van pastoor Judocus Harpe (Harpius) (1603) wordt het oudste parochieregister bewaard.

Eerst in 1617 begon men met de herstelling van het O.-L.-Vrouwkoor of noorderbeuk, en later met de herstelling van de middenbeuk. Tot 1637 is de pastoor van Moerkerke ook deservitor van Lapscheure.

Na het verdrag van Westfalen in 1648 en het einde van de 80-jarige oorlog was er vrede in dit grensgebied, en begint men in 1653 de heropbouw van de zuiderbeuk of St.-Denysbeuk; dat was nodig voor het groot aantal parochianen. De kerk wordt op 26 juli 1657 opgemeten en een „caerte figurative" of plan wordt opgemaakt.

Het reglement van de Sacra-gilde (gilde van het H. Sakrament) werd in 1718 opgesteld door pastoor Augustinus Thierry. Zij bestond uit een deken en twaalf gildebroeders, die op de hoog- en feestdagen en op de eerste zondag van elke maand het H. Sakrament vergezelden met flambeeuwen en gedurende de hoogmis op zondag gingen zij rond met de schaal.

Zoals in zoveel dorpen van Vlaanderen was er ook hier een St.-Sebastiaansgilde en de schutters hadden in de kerk een speciale zitbank.

In 1793 wordt de parochiekerk vergroot door het verlengen van de beuken.

Van 1794 tot 1814 leefde ook Moerkerke onder de Franse overheersing en was er een Jacobijnenclub (25). Het kruis moest van de kerk verwijderd en daar niemand dat werkje wilde opknap­pen, kwam een man van Westkapelle (26).

Pastoor Benedictus Antonius Lietaert (1779-1825) werd in 1745 te Roeselare geboren, stu­deerde te Leuven en bekwam de graad van baccalaureus in de godgeleerdheid. Hij werd in 1797 tot ballingschap naar Guyana veroordeeld. Op 19 november 1798 werd hij aangehouden, op 21 novem­ber uit Brugge weggevoerd en kwam op 14 februari 1799 te Oléron aan. Gelukkig overleefde hij al die miseries, kwam op 21 februari 1800 vrij en keerde naar Moerkerke terug, waar hij op 19 juli 1825 overleed (27).

In 1815 was er nog steeds geen kerkrekening, maar reeds een mooi kerkgebouw dat onvol­doende kerkmeubelen bezat. De pastoor was van een rijke familie en had zelf veel kosten op zich genomen. Toch was een deel van de kerk bouwvallig en dat werd in 1819 gedeeltelijk hersteld door de parochianen zelf (28).

Pastoor Dominiek-Joseph Woutters (1825-1834) was van Wormhout (Frans-Vlaanderen) af­komstig. Hij had een bewogen levensloop.

Eerst was hij pastoor te Proven en te Waarmaarde, maar werd dan door de Hollander uit het land verbannen. Later was hij pastoor te Geluwe en Wervik, directeur van het Athenaeum te Gent (- in die tijd van vrijheid was zulks nog mogelijk ! -), pastoor te Koolkerke, Moerkerke, Diksmuide, Roesbrugge. Hij stierf te Poperinge in 1852 als rustend priester, 78 jaar oud (29).

Onder zijn pastoorschap schenkt Catharina Herman een grote monstrans (1825), op 20 juli 1836 is er een klokwijding van twee nieuwe klokken en op 15 november 1845 een nieuw orgel.

Op aandringen van Mgr. Malou wordt door zijn opvolger, pastoor Neut, op 4 juni 1855 een jongelingscongregatie van O.-L.-Vrouw opgericht. De bouw van een nieuwe kerk wordt begonnen in 1863 (de vergroting zou te kostelijk zijn) en dat zal duren tot 1870 onder leiding van pastoor Ange­lus Claerhout. Ondertussen werden de diensten gehouden in een voorlopige houten kerk, langs de „remisen" van het kasteel opgetrokken.

Op de toren te slopen kapte men de muren uit op de hoogte van een meter, langs de kant waar hij moest vallen. Met houtblokken schraagde men hem op. Wanneer alles in orde was, stak met het hout in brand, en zachtjes eerst en dan sneller helde de toren, tot hij neerplofte.

Reeds op 23 december 1869 werd de eerste H. Mis in de nieuwe kerk opgedragen, die eerst op 8 september 1870 werd gewijd.

Beeldhouwer Jules Van Nieuwenhuyse uit Brugge sloot op 13 mei 1869 een contract voor het beeldhouwen van het hoofdaltaar en dat van O.-L.-Vrouw en de H. Dionysius (18.000 frank), en van twee zitsels en een communiebank op 20 oktober 1870 (voor 7.500 frank).

De totale onkosten voor de kerk beliepen 119.261 frank en 31 centiemen.

In 1872 werd een tweede onderpastoor aange­vraagd en in 1877 een orgel bij Houthuys te Brugge besteld.

Pastoor Lietaert Edward (1908-1911) plaatste de beelden van de H. Familie, de H. Margareta, Barba- ra en Apollonia in de middenbeuk.

Hij was de grootste en zwaarste priester van het bisdom. Hij stierf zo arm dat de kerkmeesters een ijzeren kruis op zijn graf lieten plaatsen. Hij werd op 16 augustus 1911 begraven (30).

Pastoor Declerck (1911-1923) beleefde de eerste wereldoorlog van 1914-1918 en liet de lichte beschadigingen van de kerk herstellen.

E.H.R. Passchier, die de „Opzoekingen aan­gaande de kerk" schreef, was onderpastoor van 1920 tot 1925.

Op 7 oktober 1920 wordt de Boerenbond ge­sticht en op de tweede zondag van februari 1921 de Boerinnenbond. Een beeld van Sint-Anna werd in september 1921 gewijd.

De broeders Xaverianen richtten op 14 september 1923 in het kasteel dat zij van baron Werner de 't Serclaes de Wommersour kochten, een juvenaat in met 27 jongens. Mgr. Waffelaert zegende hun kapel en las er de eerste mis in 1924.

Een beeld van de H. Franciscus van Assisië, betaald door de Derde Ordelingen wordt in 1925 in de kerk geplaatst. Bij de vernieuwing der missie op 20-24 juni 1926 werden meer dan 1500 biechten gehoord. Op 19 september 1926 wordt de kapel van O.-L.-Vrouw ter Koortsen op de Ruysscher gewijd: er was een sermoen door E.H. Celis, ceremoniemeester in St.-Baafs te Gent, en ruim 1200 personen namen aan de bedevaart deel. In 1927 wordt een beeld van de H. Teresia van het Kind Jezus geschonken, en op 10 maart wordt de Conferentie van de H. Vincentius gesticht. De rots in de kerk wordt in 1928 vervangen door een altaar ter ere van O.-L.-Vrouw van Lourdes.

De H.-Hartbond voor de mannen werd in 1929 gesticht en op 28 juni 1931 werd tot slot van de missie een H.-Hartbeeld gewijd, in stoet naar de kerk gebracht en geplaatst boven de grote in­gangsdeur. Met Kerstdag 1931 was de kerk electrisch verlicht; tot dan toe werden petrollampen ge­bruikt. De electriciteitskabine ontsierde het kerkhof, en een van de kapelletjes van St.-Antonius werd ervoor afgebroken. Met Allerheiligen 1934 was de vernieuwing van al de glasramen beëindigd. In dat jaar ook werd langs de Brieversweg een kapelletje ter ere van O.-L.-Vrouw van Altijddurende Bijstand opgericht: dat werd het achtste kapelletje op het grondgebied van Moerkerke.

Ondèr pastoor Bruyneel (1923-1928), de latere pastoor-deken van Gistel, werd de „oude priesterage" of pastorij in 1925 verkocht aan landbouwer Doens. Tijdens de mobilisatie in 1938 ver­bleef de ambulantiedienst te Moerkerke met veel priesters en geneesheren.

Pastoor Camiel Van Besien (1928-1947) beleefde de verschrikkelijke vernieling van de kerk en het prachtig orgel op 12 september 1944 door de Duitsers. In die dramatische uren redde onder­pastoor Vandecandelare met een zestal parochianen de monstrans, kelken, cibories en gewaden. Hij bleef ter plaatse om de heilige sakramenten aan gekwetsten toe te dienen en gesneuvelden te begra­ven. Na de oorlog herstelde pastoor Van Besien de kerk en stichtte de nieuwe parochie De Hoorn. Op 9 september 1947 werd E.H. M. Van de Sompele er als eerste pastoor in de noodkerk aangesteld.

Onder pastoor O. Vandaele werd de linkerzijbeuk en de toren heropgebouwd en op 28 okto­ber 1951 werden drie nieuwe klokken gewijd. In 1954 onder E.H. Tyvaert (1953-1972) werden de nieuwe brandvensters geplaatst, in 1955 de kerk geschilderd, in 1959 het uurwerk in orde gebracht, in 1960 het nieuw orgel ingehuldigd en in 1961 de verwarming van de kerk.

Op 6 september 1970 vierden de parochianen de honderdste verjaardag van het kerkgebouw en gaven een „Beknopte Geschiedenis van de Kerk van Moerkerke" uit.

Pastoors van Moerkerke

 

1293

Jan (Jehan li prestre de Ie Moerkerka), priester.

vóór

1351

Petrus Hamerus

 

1351

Joannes Chercki

 

1388

Thomas Blankaert en van de Woestyne

 

1450-1464

Olivier Brasseur

13.03.

1464-21.09.1464

Joris Bladelin(g)

21.09.

1464

Bertinus Moens

 

1480

Joannes Moernic

 

1487

Meester Jan Nilis

 

1554

Joannes van Yseghem

 

1565-1578...

Gillis Coddum

 

1595

Christiaan de Brabandere

 

1602

Petrus de Moor

 

1603

Judocus Harpe (Harpius): begon het oudst bewaard parochieregister.

 

1617

Balthasar Casier

 

1620

Joannes Bauvyn

 

1626

Egidius van den Driessche tot 1637 was de pastoor v. M. en ook deservitor van Lapscheure.

 

1646

Philippus Leclercq

 

08.07.

1649-01.10.1660

Antonius Mindel(a)ers, past.; fr. Thomas van Biesenbrouck vervangt de pastoor.

01.

1661-1680

Petrus van den Abeele, past., geboren te Brugge

25.03.

1680-06.1683

Joannes Franciscus (Henricus) Breydel, past.

20.01.

1684

Thomas Dierickx, past.

02.09.

1687

Petrus Joannes Verschrieck S.T.L., past.

14.07.

1705

Joannes Baptista de Rycke S.T.L., past. Hij wordt van 12.04.1712 af vervangen door fr. Fredericus Verlinde, een recollet, van 26.01.1714 door F. Cutsaert, kapelaan (en van 21.08.1714 tot 08.03.1714 onder­pastoor in Moerkerke).

17.04.

1715-17.01.1715

Augustinus Thiery, past. Hij wordt op 30.07.1715 pastoor in Assebroek. fr. Marcus Verougstraet, recollet, vervangt hem in 1715; van 15.08.1715 de onderpastoor Arnoldus Snoeck; van 01.03.1718 fr. Mare de Jeugst, minorita; van 15.02.1718 terug Arn. Snoeck, die deservitor is in Moer­kerke tot 29.06.1718 en van 20.06.1718 fr. Cornelius a Sta Maria, carmeliet.

 

1718-13.05.1722

Martinus de Bouvere, past.

zeker v,

. 13.07.1719-

29.05.1722: A. Rootsaert is deservitor tot 11.05.1723.

04.06.

1723-05.1777

Joannes Augustinus Beckers, past., geboren te Roeselare. 24.09.1725 fr. Cyrillus Smidts, recollet, minorita, vervangt hem; van 08.02.1726 D.J. De Rieu, onderp.; van 07.09.1727-05.11.1728 J.C. Beghin, onderp. (errata decrepitae actatis pastoris).

26.01.

1776-06.1779

C.M.J. Legrand, coadjutor

25.06.

1779-31.08.1796

M. Benoit Lietaert, pastor ° Roeselare in 1745

en

 

 

21.02.

1800-19.07.1825

banneling in Guyana. In aug. 1902 is hij terug in Moerkerke.

+ 19.07.1825

 

1790-1802

A.P. van Waesberghe, deservitor.

10.08.

1825-17.09.1834

Dominicus Woutters° Wormhout (Fr.-VI.)

15.03.

1773

studeert te Leuven; vlucht naar Duitsland.

14.04.

1799

priester gewijd in Duitsland.

 

1799-1803

doet in het geheim dienst in drie parochies van het bisdom leper

 

1803

o. Alveringem

 

1803

o. St.-Bertinus. Poperinge.

 

1808

principaal en professor college Poperinge, afgeschaft door Napoleon in 1812.

10.

1812

p. Proven. Moet weg omdat hij leerlingen aftrok van het Hollands colle­ge te leper

10.12.

1813

p. Waarmaarde

 

1813

hij weigert de plaats van president aan het seminarie van Gent, aangeboden door het onwettig vicariaat.

 

 

1814-1819

p. Geluwe

12.

1819

p. Wervik: hij moet mis lezen in Wervik-Frans

23.11.

1821

hij vraagt toelating om terug dienst te doen in het bisdom Gent.

 

1822

principaal van het Koninklijk Athenaeum in Gent.

 

1824

p. Koolkerke

10.08.

1825

p. Moerkerke

17.09.

1834

p. Diksmuide

 

1837

directeur van hospitaal te Harelbeke

 

1838

p. Roesbrugge. Hij sticht er het klooster van St.-Jozef (gedenksteen in de kerk).

 

1847

ontslag. Hij woont te Poperinge.

08.01.

1852

+ te Poperinge.

20.09.

1834-23.07,1851

Petrus Michaël De Ceuninck ° Staden.

22.02.

1792

seminarie te Gent. Hij weigert onderwerping aan het vicariaat en wordt soldaat.

 

1814

vrij door Napoleon. Naar het seminarie te Gent.

 

1816

priester gewijd te Gent coadjutor te Kachtem o. te Emelgem.

 

1817

o. te Emelgem en te Izegem.

 

1824

p. te Ettelgem.

20.09.

1834

p. te Moerkerke

23.07.

1851

p. te Assebroek

12.10.

1863

+ te Assebroek

23.07.

1851-20.02.1856

Joannes Xaverius Neut

04.04.

1809

° Oekene

27.01.

1830

in seminarie te Gent.

22.12.

1832

pr. gewijd

21.03.

1833

coadjutor te Paulatem

06.11.

1834

o. te Waasmunster

26.11.

1835

de bisschop van Gent, Franciscus Van de Velde, vraagt Neut in het bis­dom Brugge over te nemen bij de splitsing.

30.11.

1835

o. te Tielt

23.07.

1851

p. te Moerkerke

20.02.

1856

p. te Ardooie

06.10.

1883

ontslag

10.06.

1887

+ te Ardooia.

20.02.

1856-04.05.1890

Angelus Claerhout

15.05.

1810

° Pittem

20.12.

1835

pr. gewijd te Brugge leraar aan het college te Poperinge coadjutor te Ingelmunster o, te Hooglede o, van de St.-Walburgaparochie te Brugge

 

20.02.

1856

p. te Moerkerke

04.05.

1890

+ te Moerkerke

07.05.

1890-22.06.1908

Henri Van de Weghe

22.03.

1835

° Tielt

22.12.

1860

pr. gewijd te Brugge

 

1863

o. St.-Andries

 

1868

Leke

 

1871

Meulebeke

 

1878

directeur der zusters Paulinen en aalmoezenier van de gevangenis te Kortrijk

 

1885

p. te Kanegem

07.05.

1890

0 te Moerkerke

22.06.

1908

ontslag en woont te St.-Andries

15.11.

1910

+ te St.-Andries

23.06.

1908-03,08.1911

Edward Constant Lietaert

03.09.

1853

° Rumbeke

20.12.

1879

pr. gewijd te Brugge

10.

1879

leraar aan het college te Tielt

28.11.

1900-07.1907

p.te Zeebrugge

23.06.

1908

p. te Moerkerke

03.08.

1911

+ te Moerkerke

14.08.

1911-04.04.1923

August Joseph De Clerck

26.03.

1859

0 Koksijde

07.06.

1884

pr. te Brugge

02.07.

1884

subregent (surveillant) college Nieuwpoort

30.03.

1898

o. Leisele

21.07.

1908

p. Bekegem

14.08.

1911

p. Moerkerke

04.04.

1923

+ te Moerkerke

16.04.

1923-17.10.1928

Alfons Victor Bruyneel

06.08.

1871

° Marialoop

universiteit te Leuven S.T.L. en D.

21.12.

1895

pr. gewijd: eerste wijding van Mgr. Waffelaert

15.09.

1898

leraar rhetorica te Veurne

30.01.

1908

directeur van de zusters en van de scholen te Wingene.

16.04.

1923

p. van Moerkerke

17.10.

1928

p. deken van Gistel

19.07.

1945

ontslag

woont te Zwevegem. Directeur van St.-Amandusgesticht te Zwevegem.

10.05.1959

+ Zwevegem

17.10.

1928-11.08.1947

Camiel Frans Van Besien, S.T.D.

16.07.

1874

° Heist

22.12.

1899

pr. gewijd

18.09.

1899

leraar aan het college te Menen



27.08.

1909

o. H.-Hartparochie te Oostende

20.08.

1920

p. Konterdam Stene

17.10.

1928

p. Moerkerke

 

1945

stichtte St.-Ritaparochie

11.08.

1947

ontslag

woont te Pervyse en in het rustoord O.-L.-Vrouwtroost te Westkapelle en in de St.-Godelieveabdij te Gistel

14.03.

1969

+ Knokke

13.08.

1947-20.10.1953

Oscar Marie Joseph Van Daele

19.05.

1886

° Wevelgem

10.06.

1911

pr. gewijd

09.

1911

universiteit Leuven

11.09.

1912

leraar in het klooster te Avelgem

16.05.

1919

leraar aan het college te Tielt

06.09.

1929

o. Schuiferskapelle Wielsbeke

23.09.

1930

St.-Annaparochie te Brugge

29.01.

1938

p. Waarmaarde

13.08.

1947

p. Moerkerke

20.10.

1953

ontslag

11.06.

1959

+ Brugge

26.10.

1953-13.07.1972

Julien Joseph Tyvaert

20.11.

1899

° Handzame

06.06.

1925

pr. gewijd

10.06.

1925

leraar aan het Klein Seminarie te Roeselare

12.11.

1928

o. te Otegem

19.04.

1937

o. te Eernegem

20.10.

1948

p. van Zandvoorde (Menen)

26.10.

1953

p. van Moerkerke

13.07.

1972

ontslag

18.04.

1983

+ Zwevezele

09.

1972-09.1976

Valeer P. Van Vooren

17.06.

1925

0 Zomergem (O.-VI.)

09.

1950

leraar-ekoneem van St.-Lodewijkscollege te Brugge

09.

1959

p. Vivekapelle

09.

1972

p. Moerkerke

09.

1976

p. Koekelare

10.

1976-

Gaby C. Goethals

10.01.

1924

0 Dentergem

03.06.

1950

Pr.

12.

1950

o. Kuurne St.-Catharina

08.

1956

o. Wingene St.-Amand

10.

1976

p. Moerkerke.



Medepastoors. (ABB., B 471)

Van 1725 af werd een onderpastoor benoemd, daar men te veel beroep moest doen op paters.

Van 1748 af was Guillielmus De Pauw, geboren te Maldegem, de onderpastoor. Ook Rochus Hubertus Roelens was er onderpastoor.

Van Slambrouck Carolus  
° Zwevezele 19.06.1799
0 9.1826
p. Stene 30.09.1840
   
Vereecke Martinus  
° Izegem 27.01.1801
0 30.12.1840
o. Lissewege 31.01.1843  
+ 21.08.1847
   
Coene Hubertus  
° Geluwe 03.11.1844
o. 31.01.1843
o. Roeselare St.-Michiels 12.09.1857
p. Ingooigem 15.01.1868
+ 15.06.1895
   
De Clercq Fredericus  
° Beveren-Roeselare 16.10.1818
o. 12.09.1851
p. Oostkerke-Br. 22.01.1868
+ 28.03.1888
   
Lefebvre Henricus Theophilus  
° Geluwe 15.11.1842
0 22.01.1868
o. Pittem 24.05.1871
o. O.-L.-Vrouw, Brugge 17.05.1877
p. Koksijde 09.07.1884

Herreboudt Leo Dominicus Stephanus Maria Joseph

Brugge  01.03.1847

o.

24.05.1871

demissie   + Brugge

27.09.1876

08.01.1878

Van Hollebeke Leonardus ° Meulebeke

o.

o. Kortrijk St.-Rochus directeur Zusters van Liefde

15.02.1848

27.07.1876

04.09.1891

1895

 

Bouquet Alphons Maria Petrus Joseph

0 leper

14.05.1861

0.

04.09.1891

o, St.-Michiels

24.04.1896

o, St.-Gillis Brugge

27.07.1899

Van Houtte Eduardus

° Zuienkerke

05.04.1853

0.

24.04.1896

p. Gijverinkhove

27.06.1902

p. Houthulst

21.07.1908

+ Brugge

30.03.1916

De Sloovere Julius Remigius

° Vijve St.-Elooi

01.08.1872

0,

27.06.1902

o. Heule

30.12.1907

o. Klerken

25.03.1910

p. Oudekapelle en Avekapelle

1923-1924

Demissie

05.10.1934

+

21.01.1946



D'Hooghe Jules Arthur Karel

° Veurne

19.07.1872

0.

30.12.1907

o. Hulste

09.07.1920

p. Haringe

24.08.1926

Demissie

15.09.1946

+ Moerkerke

20.01.1950

Passchier Robrecht Felix Joseph

° Wielsbeke

16.04.1883

Pr.

05.06.1909

leraar Normaal Torhout op

07.06.1909

o. St.-Anna Br.

april 1925

o. Otegem

23.01.1914

o. Moerkerke

09.07.1920

o. St.-Anna Brugge

24.04.1925

o. Bissegem

1930

p. Mesen

16.05.1935

p. Nieuwkerke

23.06.1941

demissie

05.11.1953

verblijft in Oostrozebeke

+ Oostrozebeke

11.12.1961

 

Magherman Jules  
° Desselgem 14.02.1895
o, 23.07.1930
o. Pittem 24.04.1939
p. Doomkerke 03.07.1947
p. Poelkapelle 16.02.1957
+ Pittem 28.02.1969
Vandecandelaere Albert Antoon  
° Passendale 13.05.1913
o. 24.04.1939
o. Oostrozebeke 21.08.1948
p. Oeselgem 6.1965
Demissie 7.1977
Seynhaeve Joseph Alfons  
° Meulebeke 16.10.1922
o. 21.08.1948
o. St.-Eloois-Winkel 30.01.1954
o. Geluwe 22.08.1960
p. Roksem 7.1974
Devos Roger Remi  
° Aarsele 25.07.1924
o. 20.02.1954
o. Schuiferskapelle 02.01.1956
o. Bavikhove 04.09.1963
+ 04.07.1970
Decoster Maurits René  
° Hooglede 08.03.1923 mei 1979
coadj. Koolkerke sept. 1950
o, 02.01.1956 tot 1977
p. Spiere 01.1977
p. Koolkerke Mei 1979
De Pauw Marcel  
° Blankenberge 24.07.1912
leraar-hulpbew. Normaalsch. Torhout jan. 1937
St.-Leo 4e klas mod. hum. sept. 1941
o. Ardooie St.-Maarten aug. 1954
p. Oostkerke -Damme 08.1953
medepastoor 02.1977

 

Noten

  1. R. Passchier, Opzoekingen aangaande de kerk. Beknopte Geschiedenis van de kerk van Moerkerke. Moerkerke, 1970.

  1. Suberat huic ecclesiae (Oostkercanae) oppidulum dictum Munikrede (a vicinis monachis), cujus modo nee um- bra quidem superest (ca. 1718). Praedicti vero monachi, nescio quo casu vel quo tempore, hinc discesserunt habitantque in fano S. Quintini in Veromandis, sed etiamnum decimas et patronatum hujus et plurium circum- jacentium ecclesiarum possident. (Acta Sanctorum, julii I, p. 668). 
    J. Opdedrinck, die zo belangrijke bijdragen en boeken schreef voor onze Polderstreek, leest dat de monniken uit St.-Quintens naar hier kwamen: quandoque dormitat bonus Homerus. Hier staat het tegenovergestelde. (Oostkerke en de abdij van Sint-Quintens-ten-Eilande, in: Biekorf, 1920, blz. 211).

  1. P. Guérin, Saint Quentin de Rome, apötre d'Amiens, in: Les petits Bollandistes, Parijs, 1876, XIII, 52-64.

  2. In Flandria, super mare, altare de Oskerke, cum ecclesia et quatuor capellis, prima de Vulps, quae sita est in maris insula, secunda de Lapscures, tertia de Murkerka, quarta de Was. 
    Ch. Duvivier, Actes et documents anciens intéressant la Belgique. Brussel, 1898.

  1. R. De Schepper, Les paroisses rurales primitives et les anciennes divisions territoriales du Franc de Bruges, in: Mélanges Charles Moeller, p. 8.

  2. RAB, Fonds Kerkarchief, n°416.

  3. In parochia de Moerkerke. Cart. ms. Spermalie, f. LXI (1248) en f. LXIX (1266)

  4. Cart. Eechout, f. 67 (1279)

  5. Cart Magd. Brug. (1282)

  6. „Al seigneur jehan li prestre de Ie Moerkerke''. Rol tsaeftinges. 1293, en „Encores sire Jehan prestre de Ie Moerkerka". Rol Saeftinghe. 1296.

  7. „Ic here Zegher, capellaen van Moerkerke" (Cart. Magd. Brug. 1305).

  8. R.d.P., XXV, 1983, n° 1. R. De Keyser - J. Van den Heuvel, Priesterlijke benoemingen in de St.-Guthagostreek. 1460-1472, blz. 41.

  9. idem; zie Handelingen van het Genootschap Société d'Emulation. dln 78, 1935, blz. 177. P. Allossery.

  10. R.d.P., id„ p. 43

  11. Cart Chartr. Br. f. 319.

  12. RAB, 't Brugse Vrije, inventaris n°526.

  13. J. de Bethune, Epitaphes et monuments des églises de la Flandre au XVIe S.

  14. „Gillis van der Slake, meester Jan, ende Bertram sin gheselle, die de kerke van Moerkerke maecten" (1407, Re­kening Wateringen van Moerkerke, Fland. 2, 330).

  15. Charter Sarepta, n° 7587, blauw.

  16. In 1731 voert de Rhetorica van de Broederschap van het Hoogwèrdigh H. Sacrament des Autaers een toneelstuk op: „De bekeeringe en martelie van den heyligen Dionysius Areopagita, patroon deser prochie" op. (Gedruckt tot Ipre, bij Petrus Jacobus de Rave).

  17. Hand. 17,34. Zo schreef het eerst Hilduinus (814-841) in zijn Leven van St.-Dionysius de Areopagiet.

  18. Pikhoucktiende boek.

  19. Jean Wan Rece, rustique, prédicant de Moerkerque. Troubles religieux. I, 345.

  20. RAB, „Betaelt Andries de Vos, temmerman, van dat hij de cleene Klokke ende de groote schelle afghedaen heeft van de torre van Moerkercke". (1577).

  21. Biekorf, 1961, 97-101.

  22. R.d.P., 1966, 12.

  23. J.B. Van Bavegem. Het martelaarsboek of heldhaftig gedrag der Belgische Geestelijkheid ten tijde der Fransche Omwenteling. Gent, 1875, blz. 327.

  24. Eenige wetenswaardigheden getrokken uit den Boeck der Beraadslagingen der Kerkfabriek van Moerkerke. (Handschrift - pastorij).

  25. S. Huys, Geschiedenis van Geluwe. Tielt, 1977, 56. 74-75. Rubbrecht, Rousbrugghe - Haringe.

  1. Eenige wetenswaardigheden.

Wij danken pastoor Goethals die ons zo bereidwillig dit Liber Memorialis liet inzien.

Moerkerke: parochie en priesters

Jozef Van den Heuvel

Rond de poldertorens
1985
LA
145-159
BV
2023-06-19 14:50:19