HomeActiviteitenZondagbabbel - Forestiers van Vlaanderen - 20 november 2022

CARLKXX00254 ELezing op zondag 20 februari 2022 om 10 uur door Dr. Jan Trachet.

In het midden van de 16e eeuw kreeg schilder Pieter Pourbus de opdracht het grondgebied van het Brugse Vrije op kaart te stellen. Het resultaat toont de Zwinregio in zijn laatmiddeleeuwse nadagen, net voordat oorlog, overstromingen en economisch verval het landschap ingrijpend zouden veranderen.

Hoewel het schilderij vaak wordt gebruikt als illustratie, is de inhoud van het schilderij amper onderzocht. Dankzij een nieuwe digitale verwerking van de kaart kunnen we de details van deze geschilderde kaart nu eindelijk ontsluiten.

Is middeleeuwse landschap voorgoed uitgewist? Of zijn er nog restanten zichtbaar onder dat laagje polderklei?

Praktische informatie

Reservatie is wenselijk. Dit kan via het telefoonnummer 050 530 730

Lezingen zijn gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago.
Niet-leden betalen 3,50 euro
Na de lezing bieden we je een drankje aan in Café Cultuur.

Plaats

Leeszaal Bibliotheek Scharpoord (1ste verdieping)
Maxim Willemspad 1
Knokke-Heist

Verslag “De Zwinregio tegen het canvas van Pourbus “ door Jan Trachet

Op 20 februari 2022 verwelkomde Jan Tilleman in de leeszaal van de bibliotheek Scharpoord 55 toehoorders voor de lezing door dr. Jan Trachet. In het kader van zijn postdoctoraal onderzoek besprak hij zijn bevindingen van de kaart van Pourbus. Die is uniek in 16de eeuws West-Europa omwille van haar grootte en topografische correctheid. Pourbus werkte er 10 jaar aan: hij kreeg de opdracht in 1561, kreeg een boete in 1568 omdat ze nog niet af was en legde er de laatste hand aan in 1571.

Van de oorspronkelijke kaart blijft slechts de rechterbovenhoek over. Die valt te bezichtigen in het Groeningemuseum. Omdat de originele kaart op een doek van mindere kwaliteit werd geschilderd en vaak werd op- en afgerold, schilferde ze af en werd er al in 1597 een getrouwe kopie van gemaakt door Pieter Claeissens. Deze kopie is te zien in het Stadsarchief van Brugge en meet 3 m hoog en 6 m breed. Het originele doek van Pourbus (1,51 m hoog en 3,22 m breed) beeldt Brugge en het gebied ten noordoosten ervan af. De kopie van Claissens toont het volledige rechtsgebied van de kasselrij van het Brugse Vrije, dat reikte tot aan de IJzer.

Tot nog toe was de kaart enkel door kunsthistorici bestudeerd. Zij noemden haar de Heraldische Kaart omwille van de vele stads- en dorpswapens. Ze bespraken de kunsthistorische kant (zoals de cartouche met de legende), maar verder ging hun onderzoek nauwelijks. Jan Trachet ging daarentegen dieper in op de inhoud. Dankzij een nieuwe digitale fotografie is het mogelijk de details nauwkeurig te bekijken en analyseren. Daartoe werden maar liefst 680 foto’s genomen en hoog kwalitatief fototoestel dat op een frame gemonteerd was om exact om de 10 cm een foto te nemen. Hierdoor kwamen niet eerder geziene details aan het licht, zoals de huisjes die amper 1 mm groot zijn. De witte huisjes verbeelden vakwerkhuizen; de rode huizen in baksteen. In Damme stond op het galgenveld ten oosten van de stad een galg geschilderd, maar daar is de verf op de kaart van Pourbus afgeschilderd; nu blijkt dat er wel nog de slagschaduw te zien is.

Ook de karteringstechniek werd onderzocht. Infraroodfotografie legde de ondertekening bloot. Daaruit bleek dat Pourbus werkte met een rasterpatroon van 50 roeden op 50 roeden. Vergelijking van zijn kaart met hedendaagse kaarten toont dat ze op 80 m nauwkeurig is. Die accuratesse is te danken aan de driehoeksmeting die Pourbus toepaste. Ze werd in 1533 te boek gesteld door Gemma Frisius. Driehoeksmeting maakt gebruik van de eigenschap dat een driehoek volledig te bepalen is als één zijde en de twee aanliggende hoeken gekend zijn. (red.) Daartoe beklom Pourbus de torens van kerken en belforten. Op de kaart zijn die observatiepunten te herkennen aan een klein gaatje in het canvas: daar had Pourbus zijn passer geprikt om cirkels te trekken, naar voorbeeld van Frisius. Vanuit die centrale punten, zoals de kerk van Cadzant vertrekken haarfijne richtlijnen naar het belfort en het kasteel van Sluis.

Naast de bestaande dorpen en steden geeft de kaart ook enkele kunstmatige heuvels weer waarop in de hoge middeleeuwen mottekastelen stonden waarvan de woontoren in de tijd van Pourbus al verdwenen was. In Zwankendamme rest van het 13de-eeuwse mottekasteel enkel een kale heuvel. Bij Steenbrugge is dan weer de typische dubbele ringgracht van een laatmiddeleeuwse site met walgracht te zien. De kaart is ook interessant voor dorpen zoals Schoondijke die in de Tachtigjarige Oorlog door inundaties zullen verdwijnen. Toen verdwenen ook veel typisch middeleeuwse, kleine polders. De vergelijking met huidige kaarten toont hoe ze heringepolderd werden als grote rechtlijnige polders. Recent gemaakte, detailleerde reliëfkaarten tonen dan weer dat sommige middeleeuwse dijken tot op heden bewaard zijn in het landschap. De dijken op de kaart zijn opvallend door hun witte kleur; de landwegen zijn bruin. De beken tussen de wegen zijn dikwijls foutief weergegeven omdat Pourbus er minder belang aan hechtte. Wel heel opvallend zijn de wielen in de dijken. Jan Trachet telde maar liefst 50 plekken waar men na een dijkdoorbraak de dijk met een wiel, een dijk in de vorm van een halve cirkel, had hersteld. De Blankenbergse dijk heeft drie zulke wielen. Ook in Oostkerke, nu in de tuin van restaurant de Siphon, ligt er zo’n wiel. Hij is gekend als de Meerminnenput. Het omslagvignet van de Tijdingen beeldt de meermin af die de ondergang van de bloeiende havenstad Damme voorspelde en daarna jammerlijk van haar vrijheid beroofd, kwam te sterven in de Meerminneput te Oostkerke.  De put is een wiel d.i. het gevolg van een breuk in de Dijk van de Kerkwatering van Oostkerke, die langs het Zwin lag. De dijkbreuk die deze wielput achterliet, werd dichtgemaakt door de aanleg van een vingerling, d.i. een boogvormig stuk dijk, op de buitenzijde van de dijk, dus op de kant naar het Zwin. (zie het artikel van René de Keyzer in Rond de poldertorens van 1975/1, te raadplegen op Zwinstreek.eu).

Pourbus had ook oog voor de rabatten, herkenbaar aan hun grote wielraderen waarmee de deuren van de keersluizen werden opgetrokken. Bruggen duidde hij aan met 4 plankjes over de waterlopen. De kaart wou benadrukken dat de opdrachtgever, het Brugse Vrije, hoewel het bij de kust lag, toch goed beschermd was door dijken en erg rijk was aan groene weiden voor veeteelt, die meer opbracht dan akkerbouw. De polders onderscheiden zich duidelijk van de bruinere zandstreek. De overheersende kleur is dan ook groen, wat ongebruikelijk was voor landkaarten in de 16de eeuw. Er zijn opvallend weinig schepen en de waterlopen zijn veel smaller en minder prominent aanwezig dan bij de Kaart van Marcus Gerard; die kaart uit 1562 moest de toegankelijkheid van Brugge voor de scheepvaart promoten terwijl het Brugse Vrije haar inkomsten haalde uit de landbouw.

Pourbus kreeg ook als opdracht de grens van het Brugse Vrije en de andere rechtsgebieden aan te duiden want rond de meeste steden zijn rondom rode paaltjes geschilderd. De jurisdictie van de steden reikte een stuk buiten de vestingen.  De paallanden rond Brugge, Damme, Oostburg,… zijn duidelijk, maar niet die van Aardenburg. Ten westen van Mude zijn er wel palen, maar ten oosten geen, wellicht omdat daar de dijken als grens dienen. Waar in Knokke een dijk ontbreekt staan op de scheiding met de duinen, het gebied dat eigendom was van de vorst, een reeks van 7 palen. Naast die grenspalen zijn er nog paaltjes waarvan de functie nog niet duidelijk zijn. Rond Hoeke en Monnikerede ontbreken dan weer palen op de kaart, terwijl er wel degelijk waren

De opdracht tot het maken van de kaart kan ook verband houden met juridische conflicten, zoals tussen Watervliet en het Brugse Vrije en met de oprichting van het Bisdom Brugge in 1559, dat hetzelfde gebied besloeg als het Brugse Vrije. Daarnaast was het een pronkkaart, een statussymbool, die moest kunnen wedijveren de kaart die Marcus Gerards voor Brugge in 1562 had afgewerkt.     

Tenslotte kan de evolutie van de inpoldering geschetst worden aan de hand van de kaart. De oudste relicten zijn de spegelswegen, de schaapdriftwegen langs waar in de vroege middeleeuwen de herders hun kudde van de schorrengebieden naar de hoofdboerderij in de zandstreek brachten bij storm; de knuppelpaden naar de scaperieën zijn aangeduid als rechte bruine lijnen in noord-zuidelijke richting. Ten oosten van Damme lopen er drie. De weg Spegelsweg langs het kasteel van Oostkerke vormde een ononderbroken weg met wat nu Hulsterlo heet. De schapenweg werd onderbroken door de stormvloed die het Zwin vormde. Mogelijk die van 1134. Ter hoogte van de rechteroever van het Zwin duiden de dijken de opeenvolgende inpolderingen van de zeearm. In Pourbus’ tijd vormde de Graaf Jansdijk nog de zeewering en is ten noorden duidelijk het schorrengebied weergegeven. Jan Trachet toonde met een vergelijking met hedendaags kaartmateriaal mooi de inpoldering van later eeuwen.

Het is de bedoeling de kaart te ontsluiten voor het grote publiek en alle elementen aanklikbaar te maken opdat bij elke dijk, sluis, gehucht,… informatie gegeven wordt. Die info kan komen van burgerparticipatie zoals het in 2016 opgestarte van de Brugse kaart van Marcus Gerards.

lezing canvas pourbus