Lezing gegeven door Véronique Lambert
In de loop van de 11de eeuw bombardeert een monnik van de Gentse Sint-Pietersabdij een zekere Liederik van Harelbeke tot stamvader van de Vlaamse dynastie en legt op die manier de basis voor de “legende van de forestiers van Vlaanderen”. Maar was dat werkelijk een legende? Wat is waarheid? Wat is fictie? En wat was de betekenis van dit verhaal over de oorsprong van de graven van Vlaanderen? Véronique Lambert, doctor in de geschiedenis, legt allemaal het haarfijn uit.
Zo 20 november - 10 UUR
Leeszaal Bibliotheek Scharpoord
€3,50 / gratis voor leden van Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago
Verslag
Voor deze boeiende lezing kwamen 53 luisteraars opdagen.
De forestiers zijn de legendarische voorouders van de graven van Vlaanderen. De oorsprongsverhalen werden gecreëerd om de vraag te beantwoorden ‘waar komen wij vandaan’, maar ook hoe verantwoorden wij het gezag van de vorst en zijn band met het territorium en de gemeenschap waarover die regeert. Oorsprongsmythes vertellen waar, wanneer en door wie het vorstendom werd gesticht. Algemeen geldt hoe ‘ouder ouder, hoe beter’. In de middeleeuwen onderscheidt men 3 types oorsprongsverhalen: degene die teruggaan tot de Germaanse god van de aarde, die tot de Bijbelse Jafeth, zoon van Noah en die via Karel de Grote teruggaan tot de naar West-Europa geëmigreerde Saracenen die zelf teruggingen tot de Trojanen.
De grafelijke dynastie startte in de 9de eeuw bij Boudewijn en Judith. Dat waren voor alle duidelijkheid geen mythische figuren. Judith was de dochter van de koning van Frankrijk Karel de Kale, zoon van de illustere Karel de Grote, die dus een - gefantaseerde - bloedband had met de Trojanen.
De eerste stamboom werd al in 960 opgetekend door Witger, de genealoog van graaf Arnulf. Dat was heel vroeg, want voordien waren genealogieën voorbehouden voor koningen. De graven van Vlaanderen beschouwden zich in de 10de eeuw al iets meer dan andere vazallen zoals de graaf van Henegouwen, de hertog van Brabant enz. Ze noemden zichzelf ook marktgraaf i.p.v. graaf.
In de 11de eeuw schreef een monnik van de Sint-Pietersabdij in Gent een fictieve genealogie waar niet alleen Judith de band heeft met Karel de Grote, maar ook Boudewijn zelf, terwijl hij eigenlijk van weinig prestigieuze afstamming was. Bovendien zocht de Vlaamse genealoog naar een bron die eerder was dan de 9de eeuw omdat de stambomen van de graaf van Henegouwen en andere vazallen ook hoger opklommen. In het archief van de abdij vond de monnik een perkament met de namen Liederik, Ingelram en Odoaker. In de 12de eeuw schreef Lambert van Sint-Omaars dat graaf Liederik van Harelbeke in 792 een leeg en bebost Vlaanderen had aangetroffen en in bezit genomen. Volgende geschiedschrijvers noemden Liederik de stichter van Vlaanderen en was als oervader van alle Vlamingen met bloedband met iedereen in zijn gebied verbonden.
In 1196 maakte Andreas van Marchiennes Liederik en zijn nakomelingen historisch wat realistischer door ze te betitelen als woudmeesters of forestiers in Karolingische dienst. Deze legitimering, steunend op ouderdom en binding aan de grond, was een nuttige aanvulling op de Karolingische afstamming, die 'slechts' in vrouwelijke lijn gold via Judith. De link met de forestiers had evenwel een keerzijde: in een Henegouwse kroniek staat dat de Vlaamse graaf ondergeschikt zijn aan de Henegouwse omdat ze ‘maar’ afstammen van bosopzichters. In de 14de eeuw moest de graaf van Vlaanderen de hertog van Brabant in een vergadering laten voorgaan omdat die in mannelijke lijn van Karel de Grote afstamde en de graaf van Vlaanderen enkel via een vrouw (Judith).
In de Bourgondische tijd wordt er nog een extra legende aan toegevoegd. Die gaat nog verder terug in de tijd, tot de 7de eeuw en legt een link tussen Bourgondië en Vlaanderen: de vader van Liederic was de heer van Dijon. Die eeuwenoude banden legitimeerden de eigentijdse politiek.
In de 15de eeuw komt er een vermenging van literatuur en geschiedenis zodat de Kronieken van Vlaanderen lezen als een roman. De verhalen die meestal werden voorgelezen staan bol van de symboliek. Met reuzen die het kwaad verpersoonlijken; een bron in het woud dat staat voor een mirakel en een wit hert dat verwijst naar de zoektocht naar geluk. Dat is te vinden in het graafschap Vlaanderen. Het verhaal van Liederic de Buc speelt zich af in de buurt van Rijsel. Ook dit moet legitimeren dat er in die stad een belangrijke Bourgondische instelling zetelt, de Rekenkamer. Nu nog heeft Rijsel reuzen die naar die legende verwijzen.
In de 16de eeuw werden de Kronieken van Vlaanderen gedrukt. Tot in de 19de eeuw werden de woudmeesterlegenden als waar aanvaard. De forrestiers hebben wel bestaan, maar Liederik en zijn nakomelingen hadden geen band met de eerste graaf van Vlaanderen, dat was Boudewijn met de IJzeren arm.
De forestiers Liederik, Ingelram en Odoaker staan afgebeeld in de Gravenkapel, een aanbouw aan de veel oudere Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk. De kapel, vermoedelijk rond 1370 gebouwd ter ere van de heilige Catharina, was bedoeld als mausoleum voor graaf Lodewijk van Male. De bouwstijl van de kapel is Brabantse gotiek en de vorm is duidelijk beïnvloed door de Sainte-Chappelle in Parijs. De nissen in de muren van de kapel bevatten portretten van de Graven van Vlaanderen. Hoewel deze portretten in de 19de eeuw werden gereconstrueerd, zijn ze deels nog middeleeuws. Ook de legendarische voorouders, de forestiers van Vlaanderen, staan er afgebeeld.