13/09/1934, Van Sluis naar Brugge, voorheen en thans, Soerabaijasch handelsblad (www.delpher.nl)
VAN SLUIS NAAR BRUGGE. Voorheen en thans.
De heer A. Hans, schrijft in Het Laatste Nieuws naar aanleiding van de opening van de electrische tramverbinding Sluis- Westkapelle o.a. het volgende:
„Toen Van Dale schoolmeester was te Sluis, en zijn beroemd woordenboek samenstelde en ook zijn nog steeds gewaardeerde geschiedkundige bijdragen schreef, reisde hij om allerlei stukken in te zien, met de „barge" van Sluis naar Brugge. Dat was een trekschuit, door paarden gesleept. En in de kajuit rookten de mannen hun lange pijp en breiden de vrouwen onder gezellig gekout. Dan kwam de stoomboot. We hebben er nog kapitein Leyssenaar gekend, eerst hulponderwijzer bij Van Dale, wien hij aan het woordenboek hielp. Hij trok van de school naar de boot en was ieders vriend. Het reizen ging nog gemoedelijk, al had de stoom de jaagpaarden vervangen.
Kapitein Leyssenaar wist wie er des avonds uit Brugge terug moest en wachtte wel een beetje als de een of ander zich verlaatte. Toen werd de trambaan gelegd. Brugge-Sluis. Er waren Sluizenaars die nu met dit nieuwe verkeersmiddel zeven maal op een zomer naar de badplaatsen gingen en de anderen in het stadje schudden bedenkelijk het hoofd over zulke verspilzucht.
„Een dagje op een seizoen naar zee", dat volstond toch volgens hun begrippen. Maar de Sluische jeugd van die dagen kreeg andere opvattingen en wilde wel elke week te Heist op den dijk de lansiers van Brugge hooren spelen, die knappe muzikanten in hun kleurige uniform. We herinneren ons nog hoe de jongeren in geestdrift raakten, toen de „tram" een verbetering invoerde en op 1 uur en 10 minuten de 20 kilometer van Sluis naar Brugge zou afleggen. En moest men - het is al lang geleden - te Brugge op het nippertje een trein halen, dan zorgde de wachter als men hem tien centiemen gaf voor 'n pintje, dat de tram vijf minuten vóór zijn tijd bij het station stopte.
We zouden haast zeggen: „goede oude tijd". We zien nu soms van die vriendelijke wachters terug als oudere oversten, met veel gouden strepen op de mouw. En ze herinneren ons aan gelukkige jaren, toen we deze merkwaardige streek van 't Brugsch» en Sluische Vrije en de kust nader bestudeerden. O! die trouwe tram van Brugge naar Sluis en de vertakking naar Knokke-Heist!
Toch bleef ook de boot varen en zij doet ons eveneens aan die jaren terugdenken. Nog zien we ze gaarne met den kapitein Stienstra, die het echter met al die mededinging te land niet gemakkelijk heeft. De boot brengt ons steeds Damme, Oostkerke en Hoeke voor den geest, en dikwijls hebben we van het dek de kloeke torens aanschouwd in het wijde Polderland. En als dan in den voorzomer de waterlelies openbloeien op het kanaal en de oevers bezet zijn met het goud van boterbloemen en het lisch buigt en ruischt! Och Ja, 't zou ons spijten, moest de „boot" verdwijnen!"