Veel West-Zeeuws-Vlamingen
De steden bleven gestaag groeien. Er zullen weinig streken in de Nederlanden geweest zijn die zo dicht bevolkt waren. Van de grootste stad, Aardenburg, kunnen we de omvang zelfs redelijk betrouwbaar schatten. Het telde rond 1300 ongeveer 5000 inwoners. Ter vergelijking: dat was slechts 1000 inwoners minder dan de grootste stad in de noordelijke Nederlanden in dat jaar, Utrecht. Ook Oostburg, IJzendijke en Biervliet waren forse steden. De meeste inwoners zullen daarentegen in de vele tientallen dorpen, gehuchten gewoond hebben. Enkele daarvan waren Cadzand, Groede en Waterlandkerkje. Een belangrijk deel van de West-Zeeuws-Vlamingen woonde in verspreid liggende boerderijen, hofsteden en religieuze en wereldlijke gebouwen.
Nederzettingen Ook het straatbeeld van de nederzettingen is erg verschillend. In plaatsen als Groede en IJzendijke resteren nog betrekkelijk veel historische panden. In Sint-Anna ter Muiden is het leven uit de zeventiende en achttiende eeuw zelfs als het ware gestold. Dat is de reden waarom het in 1977 de status heeft verkregen van beschermd dorpsgezicht. In plaatsen als Oostburg en Breskens daarentegen zijn maar weinig overblijfselen uit het verleden bewaard gebleven en overheerst het moderne. Prachtig onderzoeksgebied Een ander aspect is de bebouwingsgrens. In plaatsen als Sint-Kruis en Biervliet, is er een duidelijke grens tussen plaats en het omringende platteland, in andere, zoals Eede is er een geleidelijke, vaak onduidelijk overgang. Op het gebied van nederzettingen vormt West-Zeeuws-Vlaanderen met dit alles dus, op een overzienbaar, vrij besloten grondgebied, een prachtig onderzoeksgebied, zowel wat het verre en het recente verleden als het heden en de toekomst betreft. Steden Het aantal West-Zeeuws-Vlaamse steden is beperkt. Hanteert men de grootte, functies en voorzieningen als uitgangspunten dan is in Zeeuws-Vlaanderen alleen Terneuzen volgens hedendaagse begrippen een stad te noemen. Met zijn 25.000 inwoners (2008) inwoners voldoet het aan het begrip stad, zoals in Nederland in de praktijk gehanteerd wordt. Bekijkt men het historisch-bestuursrechtelijk, dan verdienen veel meer plaatsen die naam. Zij hebben tussen de twaalfde en de zestiende eeuw van de Vlaamse graaf en zijn opvolgers stadsrechten gekregen. In West-Zeeuws-Vlaanderen zijn dat Oostburg, Aardenburg, Sluis en Sint-Anna ter Muiden (met 89 inwoners de kleinste stad van Nederland). IJzendijke is een apart geval. Bij de herstichting van de plaats was (en bleef) onduidelijk of zij gerechtigd was de rechten van zijn oude, verdronken naamgenoot over te nemen. Een dorp als Breskens heeft zich overigens zodanig ontwikkeld dat ze groter zijn dan veel steden in de historisch-juridische betekenis van het woord. Dorpen 1: grote variatie Dorpen 2: kerkring Dorpen 3: weg Dorpen 4: dijk Dorpen 5: kruisweg Dorpen 6: vesting Gehuchten en buurtschappen Voorbeelden van buurtschappen in de gemeente Sluis zijn Boerenhol (100 inwoners) en Sasput (idem). |
Stadsleven van hyperrijk tot straatarm
Rond de steden werden de eerste houten molens gebouwd. Buiten de stadsmuren lagen opvanghuizen voor lijders van besmettelijke ziekten, de zogenaamde leprozerieën. In de steden werden openbare gebouwen opgericht, bijvoorbeeld lakenhallen, stadhuizen en rechtsgebouwen. Kapellen waren meestal religieuze stichtingen. Rijke bestuurders en kooplui (vaak een synoniem) lieten grote stenen huizen optrekken, zogeheten ‘stenen’. Daar leefden ze het luxe leven van stadsnotabelen en ontvingen ze belangrijke gasten. Vreemdelingen verbleven in herbergen: de rijke in luxe-‘ostels’, de minder rijke in eenvoudige logementen. De ambachtslui hadden in gewone tijden een redelijk bestaan. Maar een even groot deel van de stadsbevolking leefde op de rand van het bestaansminimum. Bedelaars waren een normaal verschijnsel. Er was maar weinig voor nodig (bijvoorbeeld belastingverhoging of prijsstijgingen) om dat stadsproletariaat in opstand te krijgen. Pas als ook de ambachtslui het moeilijk kregen en zich verbonden toonden met het ongenoegen van de armsten werd het voor de stadsbestuurders echt gevaarlijk.
Schrijven en lezen
Niet alleen de economie bloeide, maar ook de cultuur. De steden, kastelen en kloosters vormden centra van het schrijfactiviteiten. De vroegst bewaard gebleven geschriften (of afschriften) met referenties aan plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen dateren uit de vroege achtste eeuw. Deze hebben betrekking op locaties in de buurt van Aardenburg. Het oudst in Zeeuws-Vlaanderen bewaard gebleven document komt eveneens uit Aardenburg en dateert van 1201. Het is een brief van graaf Boudewijn XI aan de inwoners van de stad.
Aanvankelijk werd er uitsluitend in het Latijn geschreven, maar in de loop van de dertiende eeuw gebruikte men in teksten steeds meer het Frans en het Nederlands. De oudste bewaard gebleven Nederlandse tekst uit West-Zeeuws-Vlaanderen is van 20 februari 1273 en is van het stadsbestuur van Aardenburg, Het betreft een schenking van Lambracht Martins zoon en zijn vrouw Margriete aan Everiarde, meestersse van den Wijngaard te Brugge.
Het is opvallend hoe snel in die eeuw zowel het aantal ambtelijke teksten als het Nederlands als ambtelijke schrijftaal toenam. Blijkbaar was het nodig veel op te schrijven en afspraken, overeenkomsten, eigendomsoverdrachten, financiële overzichten en nog veel meer schriftelijk vast te leggen. En bovendien vast te leggen in een door iedereen begrijpelijke taal.
Overigens werd er niet alleen geschreven door ambtenaren, maar ook door kooplui, bankiers, notarissen en geestelijken. Dezen hadden niet alleen de taak teksten te schrijven, maar ook, wanneer de noodzaak zich daartoe voordeed, voor te lezen.
Afspraken
De snelle West-Zeeuws-Vlaamse schriftontwikkeling bevestigt de dynamiek in de samenleving van toen. Het wijst bovendien op een groeiend aantal mensen dat kon lezen en schrijven. En er blijkt een groeiende noodzaak uit activiteiten schriftelijk te formaliseren. Een belangrijk documenttype in dit verband zijn oorkonden en keuren, waarin overeenkomsten over eigendommen en rechten werden vastgelegd. Voorbeelden zijn gildekeuren en stadskeuren, waarin de rechten van zijn bewoners en vaklui vastgelegd. Rechtsteksten van een aantal middeleeuwse West-Zeeuws-Vlaamse steden zijn bewaard gebleven. Vooral die van Aardenburg uit de dertiende en veertiende eeuw is vanwege zijn gedetailleerdheid van belang. Temeer omdat heel veel andere documenten sindsdien verloren zijn gegaan.
Literaire schrijvers
De meeste teksten werden geschreven door ambtelijke schrijvers. Daarnaast waren er ook literaire auteurs. We kennen onder andere de namen van Willem Utenhove en Gerard van Biervliet. De laatste gaf ook onderwijs aan een van de religieuze instellingen in de stad. Van Jan Utenhove, evenals Willem een Aadenburger, is bekend dat hij studeerde aan de universiteit van Parijs, er doctor in de theologie werd en auteur was van religieuze geschriften.