Teksten
Traditioneel laat men de prehistorie eindigen met de komst van de Romeinen, omdat we van dan af kunnen beschikken over geschreven bronnen. De teksten zijn echter weinig talrijk en gedetailleerd. Bovendien hebben ze vaak een ideologische achtergrond en zijn dus tendentieus van karakter. Grondboringen en opgravingen hebben veel meer gegevens over West-Zeeuws-Vlaanderen opgeleverd. De archeologie blijft dus de belangrijkste informatiebron.
Onder de keizer van Rome
In de jaren vijftig voor Chr. wist Julius Caesar door een combinatie van geluk, een uitgekookte politiek van verdelen, paaien, manipuleren en vooral onmenselijk geweld en massamoord Gallië (Frankrijk, Belgie, Zuid-Nederland en Duitsland ten westen van de Rijn) te veroveren. Onder de eerste keizer, Augustus (27 voor Christus – 14 na Christus), werd Gallië bestuurlijk heringericht in grotere provincies en kleinere districten. De rijksgrens had in West-Europa natuurlijke grenzen: de kust en de Rijn. In de meest kwetsbare provincies, die aan de Rijngrens, werden garnizoenskampen en -steden gelegerd. De omgeving van Aardenburg behoorde tot de provincie Belgica en het district van de Menapiërs (Civitas Menapiorum).
In de periode daarna namen de inwoners geleidelijk de Romeinse materiële cultuur over - overigens met behoud van veel voorromeinse leefgewoonten en opvattingen. Evenals elders is in de eerste en vooral de tweede eeuw ook in de kuststreek de bevolking gestaag toegenomen. Veel is daarvan niet meer bewaard gebleven, eigenlijk tot op heden alleen munten en aardewerkscherven, bijvoorbeeld bij Breskens, Sluis en Aardenburg.
Bouwprogramma
In de tweede eeuw had de Zeeuwse en Vlaamse kuststreek een civiel karakter – soldaten waren er niet of nauwelijks. Dat veranderde in het laatste kwart van de tweede eeuw. Rond 173, ten tijde van de regering van keizer Marcus Aurelius (161-180), werd de provincie Belgica vanuit zee aangevallen door Chaucische krijgers uit Noord-Germanië (Noord-Duitsland). Met veel moeite wist het Romeinse bestuur de aanvallers te verdrijven. Binnen korte tijd werd daarna een grootschalig bouwprogramma opgezet, dat voorzag in de aanleg van een reeks forten (castella) langs de Noordzeekust van Boulogne tot de monding van de Rijn. Een van de forten werd gebouwd te Aardenburg. Het castellum van Aardenburg (voltooid tegen 180 - in een recordtijd dus) moet een van de grotere geweest zijn. Hier kunnen wel rond de 500 soldaten gelegerd zijn geweest, zowel infanteristen als ruiters. Het Aardenburgse castellum lag op de al genoemde heuvelrug, naast een riviertje, mogelijk genaamd de Rudanna. Bij het fort ontstond al snel een kampdorp (vicus). De naam van de nederzetting luidde mogelijk Rodanum.
Heidenen, christenen, ongelovigen en moslims Driekwart millennium later, in de tiende eeuw, werd de Sint-Baafskerk opgericht. Zij is de oudst bewaard gebleven kerk van West-Zeeuws-Vlaanderen en Zeeland en een van de weinige kerken in Nederland in Scheldegotische stijl. Onder de kerkvloer zijn grafkelders ontdekt met schilderingen. Zij behoren tot de oudste voorbeelden van Vlaams-Nederlandse middeleeuwse schilderkunst. Hun rijke symboliek geeft enig inzicht in de middeleeuwse geloofsmentaliteit. Latere geloofsuitingen zijn onder andere de doopsgezinde kerk ‘t Lam tot Aerdenburch (ook al de oudste van Zeeland), het mariale mirakelverhaal Onze Lieve Vrouwe met de Inktpot (einde achttiende eeuw) en de Rooms-katholieke kerk (1850). Ook recente ontwikkelingen maken de Aardenburgse (en daarmee West-Zeeuws-Vlaamse ) geloofsgeschiedenis interessant, zoals de katholieke emancipatie, de secularisatie en de komst van de eerste moslims (twintigste eeuw). |
Oudste plaats- en oudste waternaam
De naam Aardenburg is via de (middeleeuwse) naamvorm Rodenburg rechtstreeks van deze Keltisch naam afgeleid. Het is de oudste plaatsnaam van West-Zeeuws-Vlaanderen en vermoedelijk een van de oudste van de Nederlanden.
De naam Schelde is ouder. Hij wordt genoemd door Caesar als Scaldis. Uit taal, woord- en naamvergelijkingen heeft men afgeleid dat de naam vermoedelijk teruggaat tot het tweede millennium voor Christus. De rivier stroomde bij Antwerpen naar het noorden, boog onder het huidige Tholen naar het westen en mondde tussen Noord-Beveland en Schouwen in de Noordzee. Een Westerschelde en een scheiding tussen dus West-Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland-Walcheren bestonden in de Romeinse tijd dus nog niet.
Losse vondsten
Over de vicus, waar burgers woonden, weten we niet zoveel, omdat vooral delen van het castellum zijn opgegraven. Gezien de verspreiding van de vondsten mag rekening gehouden worden met een aanzienlijke grootte en een nederzetting met meerdere honderden inwoners.
De komst van zoveel Romeinen heeft behoorlijk wat impact op de streek gehad: de bevolking nam toe, de handel groeide, nieuwe gronden werden in cultuur gebracht, enz. Er waren nauwe handelsbetrekkingen met de rest van de Scheldestreek, Engeland, het Rijnland, Frankrijk en zelfs Zuid-Spanje. Die handel vond plaats via de landwegen van Aardenburg naar het zuiden en oosten en via het riviertje de Rudanna dat uitmondde in de Noordzee. Ook elders in West-Zeeuws-Vlaanderen moet er bewoning geweest zijn. Losse vondsten zijn bijvoorbeeld bekend in de vorm van onder andere munten, aardewerk en bewoningssporen. Maar in vergelijking met Aardenburg is dat toch maar gering. Boerderijen of kleine nederzettinkjes zijn later verspoeld of liggen nog te wachten op herontdekking.
Binnenlandse onrust
Vanaf de jaren twintig van de derde eeuw kreeg de Romeinse rijksleiding in toenemende mate te kampen met ernstige en zelfs bijzonder ernstige problemen, zowel binnenlands (troonstrijd) als buitenlands (invallen). In verband hiermee was er dringende nood aan soldaten. Vermoedelijk tegen 225, of misschien al eerder, werd de militaire bezetting van Aardenburg dan ook sterk ingekrompen en elders ingezet.
Later, rond 260, werd het castellum weer even herbezet. De Romeinen moeten in de periode daarna Rodanum langzaam maar zeker ontruimd hebben Daarbij heeft ook een grote inval vanuit zee rond 273 een rol gespeeld. Aardenburg werd bij de inval gedeeltelijk geplunderd en platgebrand. Wegens militaire onveiligheid, economische problemen en omdat het gebied ten noorden van Aardenburg door doorbraken in de strandwal en bodemdaling geleidelijk onder water kwam te staan. Voor of rond 300 (het precieze jaartal weten we niet) hebben de Romeinen Aardenburg definitief opgegeven en verlaten. Mogelijk zijn de muren van het castellum daarbij omver getrokken, om te voorkomen dat het fort gebruikt zou gaan worden als een uitvalsbasis voor vijandelijke, Germaanse soldaten.
Een steeds leger land
Uit de laatste tijd van de Romeinse bewoning, de vierde eeuw, zijn enkele, toevallige vondsten in Aardenburg gedaan, vooral in het hoger gelegen castellum. Er moeten nog altijd wel mensen in Aardenburg gewoond hebben, maar meer dan een paar zullen het er niet geweest zijn. Van elders in West-Zeeuws-Vlaanderen weten we bijna niets. Vondsten uit deze periode ontbreken. Het land en de omstandigheden waren te onvriendelijk voor grootschalige vestiging.